-35- In dit verband zou ik willen attenderen op ontwikkelingen die landelijk baanbreken, namelijk dat wetgever zich sterk beraadt om wetswijzingen totstand te brengen die ten doel hebben de versnelling van de aankoop- procedures en de onteigening van gronden ten algemene nutte. Ik vertrouw erop dat de voorstellen die op het ogenblik in Den Haag terzake circu leren, binnen niet al te lange tijd toch gestalte zullen krijgen omdat naar mijn mening in den lande de procedures die op het ogenblik noodzake lijk zijn en die doorlopen moeten worden, in tijd zoveel vragen dat het een volmaakte verstarring wordt bij alle gemeenten bij hun nieuwe uit- breidings- en bouwplannen. Mijnheer de voorzitter, ik heb mij verdiept en inzage gevraagd over de woningnood in Prinsenbeek. Ik moet u zeggen, dat bij nadere bestudering en analyse die nood op dit moment nauwelijks aanwezig is op een basis waarvan men zou kunnen zeggen dat net een niet verantwoorde zaak is. Van de inschrijvingen die op dit moment nog niet gehonoreerd zijn uit het jaar 1979, is er een enkeling met de leeftijd van 31 jaar bij die nog een woning zoekt. Daar zijn van de mensen die met tweeën een woning zoeken, één die de gezamenlijke leeftijd hebben van 57, één met een ge zamenlijke leeftijd van 51, één met een gezamenlijke leeftijd van 49, één van 47, twee met de leeftijd 46, vier met de leeftijd 45, drie met de leef tijd 44, één met de leeftijd 43, twee met de leeftijd 42, drie met de leef tijd 41 en ook noq twee met de leeftijd van 40 jaren, zijnde samen 22 stuks die uit de inschrijvingen 1979 bij u resteren. Als ik dan de inschrijvingen 1980 analyseer, is er één bij met de gezamen lijke leeftijd van 124, één met de gezamenlijke leeftijd van 48, vijf met de gezamenlijke leeftijd van 46. Alle anderen zijn jonger dan 46 jaar te zamen en de meeste van de inschrijvingen 1980 zijn 41, 42 of 44 jaar. Dit duidt erop, mijnheer de voorzitter, dat wij wel degelijk kennis moe ten nemen en moeten accepteren wat ook in overheidssfeer aan de orde ge steld is, namelijk dat kleine woningen aan de orde van de dag zijn. En wanneer de visie van de overheid is: 35?ó kleine woningen minimaal, dan zie ik bij een inschrijvingsvolume en een inschrijvingsstatus zoals dat op het ogenblik in onze gemeente voorligt, dat er alleen nog maar ruimte is voor tweepersoonswoningen. En dat ik begrijpelijk vind, wanneer u enerzijds zegt: "alleen bouwen voor eigen ingezetenen" en dan dit vraag- bestand zie, dat het ook begrijpelijk is dat de vrije-sector woningen onverkoopbaar zijn omdat daar geen mensen voor gevonden kunnen worden - in deze leeftijdsgroepen kun je aan vrije-sector woningen nauwelijks geloven - en dat u praktisch gebonden zult zijn aan premie B-woningen of aan aangepaste één- of tweepersoonswoningen die inderdaad in de goed kope sector liggen. Nogmaals, ook daar zullen wij voorzichtig moeten zijn om het niet te overtrekken naar de ene kant teneinde niet in feite een pure gemeente te worden die alleen in staat is om stadswijken te bouwen. In 1981 heeft u gereed gebracht 103 woningen, in aanbouw zijn er 23, in voorraad 72. Deze 72 mogelijkheden gelegd tegenover het bestand 1979/1980 zouden er toe leid°n dat penieder zonde^ ^éer hieruit oeholoen zou kunnen worden zodat alleen de ingeschreven tweede helft 1981 mogelijkerwijs afhankelijk zouden zijn van nieuwe bestemmingen. Mijnheer de voorzitter, ik vraag uw aandacht - omdat ik daar toevallig op gestoten ben - voor het feit dat oud-inwoners Prinsenbeek die woonden in de "Haagse Beemden", op het moment van de annexatie van de "Haagse Beemden" door de gemeente Breda, gelijke rechten zijn toegezegd als de ingezetenen van Prinsenbeek. Ik stel dit uitdrukkelijk, omdat ik de indruk heb dat hier bij u niet altijd de hand aan wordt gehouden en er zou zelfs - maar ik heb dat niet gecontroleerd doch neem aan dat het klopt - een inschrijving van een zodanig geval geweigerd zijn in Prinsenbeek.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 327