-37-
dat door de verdeeldheid binnen het college van burgemeester en wethou
ders, en met name door de wankelmoedigheid van een der wethouders, de
dwang van de meerderheid een grotere rol speelt dan de minderheid kan
spelen.
Als laatste punt, mijnheer de voorzitter, het plan "de Schaapskooi".
Het C.D.A. maant tot voorzichtigheid in onze bestedirigs- en investerings
politiek. Tercht! Als je dan later spreekt over het aantrekkelijk maken van
de sociale woningbouw door de grondprijzen onder andere uit de algemene
middelen te subsidiëren, en daarbij pleit voor 80?ó sociale woningbouw,
vragen wij ons af of zij zich wel realiseren hoeveel dat zal gaan kosten.
Uiteraard is Gemeenschapsbelang ook voor sociale woningbouw, mits
financieel verantwoord. Wij blijven bij ons standpunt dat de motivaties
waarop het plan "Schaapskooi" werd afgewezen, onjuist waren. Wij-sluiten
ons derhalve aan bij het initiatief van de V.V.D.-fraktie om dit plan
alsnog in procedure te nemen, in de hoop dat nu het voltallige college
achter het voorstel zal staan.
Sociale woningbouw zal alsdan in de eerstkomende jaren verzekerd zijn.
Voorzitter, tot zover ons betoog in tweede termijn. Nogmaals spreken
wij de hoop uit dat raadsbesluiten in de toekomst te nemen, in goede
harmonie kan en zal geschieden. Besluiten, in het belang van de Prin-
senbeekse bevolking".
Na_voorgaande spreker'bedankt te hebben voor zijn bijdrage, geeft de
voorzitter het woord'aan de heer Jansen, wiens betoog als volgt luidt:
"Mijnheer de voorzitter, op de eerste plaats mijn goede wensen aan een
ieder hier aanwezig, uiteraard in het bijzonder aan de raadsleden en
aan burgemeester en wethouders, waarbij ik hoop dat 1981 een prettig
en goed raadsjaar zal blijken te worden. Wanneer ik op het antwoord
van burgemeester en wethouders moetrepliceren, dan zou ik in eerste
instantie aandacht willen geven aan uw bemerkingen over de commissie
algemene bestuurlijke zaken Ik dacht dat we hier bezig zijn om elkan
der een spraakverwarring aan te praten, waarbij de één denkt aan
een adviescommissie aan de raad en waarbij ik uit uw woorden belui
ster dat het wel degelijk een commissie is met een gedeelde verant
woordelijkheid en daarmee een directe adviescommissie wordt van burge
meester en wethouders. Dat dit natuurlijk op zich dusdanig verschillende
uitgangspunten zijn voor het funktioneren van een commissie dat je a
priori moet verwachten dat, wanneer uit deze commissie zaken komen,
deze tot grote controverses aanleiding geven doordat men niet meer weet
aan welke zijde men zit en op welke wijze deze commissie is ingebed.
Wij zijn dan ook van mening dat de wijze waarop deze commissie tot op
heden figureert, het een onjuiste oplossing is van een probleem dat u
meent te moeten oplossen via deze commissie. Wij staan op het standpunt
dat wij ons eerst eens zullen moeten bezinnen over waar wij exact over
praten. Praten wij over de bewoordingen zoals u die heeft gebezigd, of
praten wij over deze commissie in de bewoordingen zoals mijn fraktie
meent dat deze commissie zou dienen te werken. Op grond daarvan geloof
ik dat wij op dit moment de commissie niet moeten opheffen. Dat we dat
op dit moment nog even moeten afwachten, en deze commissie één taak
zouden willen toebedelen, namelijk om binnen nu en twee maanden eens
precies aan de raad een advies uit te brengen over haar eigen taak
stelling, over haar eigen samenstelling, over haar eigen verantwoorde-
lijkheidspositie binnen gemeenteraad respectievelijk burgemeester en
wethouders, teneinde aan de hand van dat stuk te beoordelen of het
een commissie is die ons past of niet past. Ik dacht dat als wij het
op die manier oplossen, wij niet behoeven te beoordelen of de inter
pretatie van burgemeester en wethouders zoals verwoord door de voor
zitter, de juiste is, dan wel de interpretatie van mijn fraktie zoals
door mij werd verwoord. Laten wij het aan de hand van dat advies in
een open discussie in de raad brengen om te bezien of we daar mee door