-49- invoering van de onroerend goed-belasting en zou zijns inziens ver dwenen hebben moeten zijn. Wethouder van Seventer zegt namens het college kennis te hebben ge- nomen van dit standpunt en vervolgt zijn betoog met in te gaan op hetgeen door de heer Dirven is verwoord ten aanzien van het sport gebeuren. "Ik dacht mijnheer Dirven, dat ik duidelijk namens het college heb gesteld dat er inderdaad binnen dat sportgebeuren een onderzoek gaande is. Tennis en sporthal lopen al parallel. Als ik u een cijfer mag noemen: 18% is maar dekkend bij de hockey en ik meen in de buurt van 25% bij de voetbal. Draagt u dadelijk maar eens bouwstenen aan om dat bij te spijkeren; daar zitten duizenden guldens verschil tus sen. Maar we gaan wél een onderzoek instellen en bezien of we ge- lijdelijk aan tot de juiste proporties kunnen geraken". De heer Dirven vraagt naar welke normen gezocht moet worden om die sporten als het ware te tolereren en te kunnen begunstigen in de vorm van subsidieverlening. Zijns inziens leeft dat probleem zeer sterk. Wethouder van Seventer antwoordt nogmaals dit nauwgezet te zullen onderzoeken, en vervolgt zijn betoog. "U heeft het ook nog over de sporthal gehad. Namens het college heb ik duidelijk gesteld dat inge val van een uitbreiding indien althans nodig contact zal worden opge nomen mét de omwonenden, maar dat men als omwonende thans niet op grond van de bestemmingsbepalingen bezwaar kan maken. Zodra de plan nen echter een definitieve vorm hebben aangenomen zal het college zich beraden in hoeverre het noodzakelijk is met de omwonenden contact op te nemen. Dat achten wij ook een vorm van goed bestuur. Mijnheer Lodewijks, ten aanzien van het gebruik van de schoolge bouwen zitten wij op dezelfde lijn. Het college zal eerst eens gaan beginnen met exact vast te stellen wat er in de avonduren ge beurt, wie er gebruik van maken, en vervolgens bekijken wat er moge lijk aan accommodatie over is - waarbij te denken valt aan Scouting, Eikebos en dergelijke - teneinde tot een energiebesparende opstelling te komen. Over het welzijnsonderzoek kan ik u mededelen dat dit be slist beleidsonderbouwend is, en wij hopen naar aanleiding van dat be- leidsonderbouwende tot een welzijnsplan te kunnen komen. In dit verband zou ik zelfs kunnen verwijzen naar de raadsvergadering van 27 maart 1980, alwaar heel duidelijk door de heer Roeien vragen zijn gesteld en opmerkingen zijn gemaakt. De welzijnsaspecten die uit dit onder zoek naar voren komen moeten nader worden ingevuld door het maken van een welzijnsplan en dit welzijnsplan rolt niet zonder meer uit het onderzoek". De heer Roeien zegt steeds meer het gevoel te krijgen dat er een misverstand gaat ontstaan. Op dit moment circuleert er een nota bespreekbaar bij de commissie ruimtelijke ordening, ten aanzien van dit onderzoek, en hij zegt nu uit het antwoord van het college de indruk te hebben gekregen dat daarnaast in concept reeds twee studies klaar zouden moeten zijn. Namelijk de studie onderwijs en de studie die te maken heeft met het vaak besproken welzijns plan. Zo dit zo zou zijn, denkt hij dat de gegeven informatie juist is. Mocht het echter zo zijn dat het enige dat op dit moment in concept bespreekbaar is bestaat uit de notitie die in de commissie ruimtelijke ordening werd besproken, dan vindt hij daarin voor zowel de onderwijssector als voor de nota welzijn exact datgene in terug wat hij toen gezegd heeft, namelijk een heel ruim kader wat dan nader bestudeerd zai moeten worden om tot invulling te geraken. Spreker zegt echter steeds het gevoel te krijgen dat die twee invullingen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 50