-9-
ten behoeve van deze lokatie een nieuwe hinderwetvergunning^ moet worden
aangevraagd en dat de gemeenten waarbinnen deze stortplaats is gelegen,
namelijk Oosterhout, Nieuw-Ginneken en Breda, tezamen nogal enige bedenkingen
hebben ten aanzien van de voorwaarden welke aan deze vergunning gesteld
zouden moeten worden. Mogelijk dat een vertraging daardoor best in de
rede kan liggen.
5. Voorstel tot voterinq van een krediet inzake de betaling van kosten van
de deskundige ten behoeve van de aankopen van grond en opstallen gelegen
in het bestemmingsplan "de Schaapskooi".
Namens de fraktie, deelt de heer Roeien mede dat het een primaire zaak is
dat geen van de aspirant-verkopers ook maar enige schade mag ondervinden
van datgene wat in het voorstel verankerd is. Gelukkig zijn de nota's
welke ten grondslag liggen aan dit voorstel duidelijk gericht aan het ge
meentebestuur, zodat verwacht mag en kan worden dat geen van deze perso
nen schade ondervindt. Naar aanleiding van de discussie welke heeft plaats
gevonden in de raadsvergadering van 27 november 1980, heeft het college
zich laten adviseren door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten; het
schrijven van de V.N.G. dienaangaande werd bij de raadsstukken ter in
zage gelegd. Spreker vraagt vervolgens de aandacht voor punt 4 van dit
schrijven en citeert daaruit als volgt: "primair is zoals gezegd het
terugtreden van de gemeente reden voor het onthouden van goedkeuring;
het tweede - secundaire - argument van gedeputeerde staten, een te hoge
prijs, zijn wij geneigd als niet, althans niet erg relevant, te beschouwen.
Immers, de praktijk is dat wanneer gedeputeerde staten zulk een argument
reeds op zichzelf als voldoende voor onthouding van goedkeuring-menen aan
te merken, zij daaromtrent overleg met het gemeentebestuur pleqen. Dit
is zeker de gewoonte in de provincie Noord-Brabant, aldus deelde de ge
meente-secretaris ons desgevraagd mede". Ten aanzien van de hier ge
schetste problematiek zijn - zo vervolgt hij - in de loop van 1980 door
een aantal statenleden schriftelijke vragen gesteld. In het provinciaal blad
blad, nr. 102/80, wordt dan ook vermeld dat in de periode 1 juli 1979 tot
1 juli 1980 door gedeputeerde staten aan 27 raadsbesluiten tot grond
aankoop goedkeuring is onthouden. 19 van die 27 waren gebaseerd op puur
financiële gronden, in 8 gevallen op gronden van financieel belang en
andere argumenten zoals algemeen belang en planologische overwegingen.
Onlangs ook is er een provinciale brochure verschenen weergevende het
beleid dat gedeputeerde staten voeren ten aanzien van de onroerend-
goed-aankopen. Afkeuring op basis van louter financiële overwegingen
is dan ook niet nieuw, en welk resultaat zou overleg met de gemeente
nog hebben gehad? Spreker herinnert vervolgens aan het schrijven van
gedeputeerde staten waarin goedkeuring werd onthouden. Dit schrijven
valt in feite in twee delen uiteen. Een eerste deel waarin gezegd wordt
dat als gevolg van een nadien genomen raadsbesluit de noodzabk tot ver
werving van bovenomschreven gronden met opstallen is komen te vervallen,
en een tweede, naar zijn mening niet secundair zijnde, waarin gezegd wordt
dat de overeengekomen prijs, welke is gebaseerd op de bij het aankoopbe-
sluit overgelegde taxatierapport van 6 mei 1980, herzien 3 juni 1980, naar
hun mening aanzienlijk uitgaat boven de waarde van het te verkrijgen onroe
rend goed in samenhang met de daarmee verbandhoudende bijkomende schade
vergoeding. Vervolgens wordt in dit schrijven een uiteenzetting gegeven
op welke detailpunten aanzienlijke overschrijdingen aanwezig zijn. Reden
destijds om namens de C.D.A.-fraktie te mogen verwoorden dat, los van de
besluitvorming in augustus 1980 binnen deze gemeenteraad, er toch een af
wijzing gevolgd zou zijn van het aankoopbesluit omdat de financiële over
schrijding aanzienlijk was.Zijn fraktie vraagt zich af, of in de termino
logie die in het afwijzingsbesluit van gedeputeerde staten wordt gehan
teerd - namelijk "op basis van aanzienlijke overschrijding - ook met