aspirant-verkopers tot overeenstemming zou zijn gekomen als er spr-ake
was geweest van een aanzienlijk lager bedrag". Zijn fraktie is dan
ook van oordeel het gevraagde krediet niet te moeten voteren, on-
danks het feit dat het college zich door de Vereniging van Neder
landse Gemeenten heeft laten adviseren en aan welk advies naar zijn
zeggen enkele bezwaren kleven. Mocht daarentegen de deskundige rechten
hebben op betaling van de kosten, dan staan hem andere wegen open om
die af te dwingen.
Spreker besluit zijn betoog met het verzoek om, zodra een dergelijke
procedure aanhangig wordt gemaakt, daarbij te betrekken de genotu
leerde discussie van zowel deze raadsvergadering als van voorgaande
vergaderingen inzake dit onderwerp»
De heer Lodewijks zegt, dat reeds in de vergadering van 27 november
1980 de vraag speelde in hoeverre de gemeente als gevolg van het niet
doorgaan van de koop, gehouden is om de gedeclareerde kosten te be
talen. Vervolgens speelt daarbij een rol de vraag in hoeverre de ge
meente de intentie heeft gehad om de grond te kopen en in hoeverre
het besluit, dat nu doordat het niet goedgekeurd werd geen besluit
meer is, een door de gemeenteraad genomen besluit is geweest. Voor
gaande spreker heeft gezegd dat de koop niet doorging» enerzijds
omdat de aemeenteraad in een latere vergadering een besluit nam dat
aan de intentie tot die koop ten zeerste deed twijfelen, en ander
zijds omdat er ten aanzien van de overeenkomst die gesloten werd
financiële bedenkingen werden aangevoerd van de zijde van gedepu
teerde staten. De kwestie die toen niet ter tafel kwam, en die
nu via een schrijven van het V.N.G. wordt voorgelegd, is of er
vanuit de gemeente bij het onderhandelen verwachtingen zijn ge
wekt bij degene die de grond zou gaan verkopen. Toen nog werd
aangenomen - althans door hemzelf - dat daarover eventueel stil
zwijgend overeenstemming zou zijn bereikt; dat in het kader van de
onderhandelingen een aantal toezeggingen zou zijn gedaan. Nu
blijkt dat bepaalde contractuele verplichtingen welke in het con
tract zijn opgenomen, zo'n verwachting zeker uitspreken. Om die
reden - de reden dat de gemeente de intentie heeft gehad tot aan
koop over te gaan en dat als gevolg van een later genomen raads
besluit een intentiewijziging heeft plaatsgevonden - is zijn fraktie
van mening dat de declarant voor 85?ó van zijn kosten in het gelijk
gesteld moet worden.
De heer Dirven vangt zijn betoog aan met een verwijzing naar het-
geen het college bij monde van wethouder Houtepen gesteld heeft
in de vergadering van 27 november 1980, namelijk dat er geen af
spraken zijn gemaakt inzake de mogelijke betaling van kosten
met aspirant-verkopers doch dat er wel een verzoek tot betaling
daarvan is ingekomen van de desbetreffende deskundige. Spreker heeft
vervolgens een drietal vragen welke hij graag beantwoord wenst te
zien. Heeft het college, of een door het college daartoe gemach
tigde, opdracht gegeven in deze aan- en verkopen te bemiddelen
en zo ja, zijn daarbij afspraken gemaakt over de betaling van de kos
ten? Indien bedoelde afspraken mogelijk niet zijn gemaakt, op grond
waarvan hebben bedoelde deskundigen hun onkostennota s dan bij
het gemeentebestuur ingediend? Welke gemaakte kosten zou een des
kundige in rekening mogen brengen indien daarover althans afspra
ken zouden zijn gemaakt? Spreker denkt daarbij aan een uur- en
kilometervergoeding en niet aan een gemiste courtage als gevolg
van het niet doorgang vinden van een transactie.
De heer de Hoon vraagt zich af of het onderhavige voorstel ge
steund wordt door het voltallige college, dan wel of er sprake
is van een meerderheidsvoorstel. Zijns inziens is indertijd bij
-10-