-12- te doen dalen. Door de wethouder is even gewezen op de toezegging verwoord in de bereidverklaring. Evenzeer echter is in die bereidverklaring een ont bindende voorwaarde opgenomen, luidende dat een en ander niet gerealiseerd kan worden indien gemeenteraad of gedeputeerde staten daaraan goedkeuring onthouden. De bereidverklaring doet zijns inziens dan ook geen enkele af breuk aan hetgeen hij in eerste termijn gezegd heeft. Hij vindt het voorts juist in de beantwoording van een van de vragen van een collega, beluisterd te hebben dat het college voornemens is het tot dusverre gevoerde aankoop beleid te continueren; het zou erg frustrerend zijn indien dat niet het geval zou zijn. Teneinde te voorkomen dat de gemeente te zijner tijd in een niet gewenste procedure wordt betrokken, stelt- spreker voor het voorstel van de heer Dirven in overweging te nemen, en de deskundige in kwestie een vergoe ding voor te stellen op basis van het aantal door hem gewerkte uren en de door hem gemaakte onkosten. Spreker besluit zijn betoog met te con cluderen dat de fraktie waarvoor hij spreekt zich afwijzend opstelt ten overstaan van het gevraagde krediet, doch bereid is steun te geven aan pogingen welke er toe zouden kunnen leiden dat op basis van die gegevens - gewerkte uren en onkosten - tot overeenstemming zou worden gekomen. De heer Lodewijks zegt verheugd te zijn uit de woorden van de heer Roeien te hebben kunnen constateren dat deze zich achter het voorstel-Dirven stelt. Ook hij kan zich vinden in het voorstel om met de desbetreffende deskundige een gesprek aan te gaan en te trachten op basis van concrete gegevens tot een andere onkostennota te komen. De heer de Hoon zegt eveneens het voorstel-Dirven te willen ondersteunen, zij het dat hij primair van mening blijft dat de opdrachtgever aanspra kelijk is voor de gemaakte kosten Zou het gemeentebestuur dan ook beslui ten niet tot betaling van die kosten over te gaan, dan zal zijns inziens de daaruit voortvloeiende consequentie zijn dat de opdrachtgever wordt aangesproken die kosten te betalen. De heer Roeien zou het een bijzonder'slechte handelwijze vinden van de deskundige indien hij in eerste instantie zijn onkostennota bij het ge meentebestuur indient om vervolgens, zodra hij bemerkt daarvan geen ge noegdoening te krijgen, zijn nota alsnog te richten aan de aspirant-ver koper De heer Jansen is van mening dat het gemeentebestuur een faktuur heeft ontvangen waarmee zij absoluut niets van doen heeft omdat er geen enke le opdracht aan ten grondslag ligt. Zijns inziens ware het beter deze faktuur aan afzender te retourneren en af te wachten welke de conse quenties daarvan mogelijk zullen zijn. De heer de Hoon is ervan overtuigd dat het logisch gevolg daarvan zal zijn dat de desbetreffende deskundige zijn faktuur alsnog bij zijn op drachtgever indient, die echter op zijn beurt van mening is dat, gelet op de met het gemeentebestuur gemaakte afspraak tot verkoop van zijn grond, betaling door de gemeente dient te geschieden. Via een omweg zullen de kosten dan toch weer bij de gemeente worden ingediend en het zou, vooral voor toekomstige onderhandelingen, bijzonder ongeloofwaardig overkomen indien die niet geaccepteerd zouden worden.. Spre ker vraagt tenslotte of de aspirant-verkoper reeds schriftelijk in kennis is gesteld van het feit dat van aankoop wordt afgezien. In zijn beantwoording in twèede termijn vangt wethouder Houtepen aan met te citeren uit het schrijven van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, waarin op bladzijde 2 staat geschreven: "vooropgesteld zij, dat, zoals uit de stukken blijkt, uw gemeente er zelf de oorzaak van is dat aankopen geen doorgang vinden" De heer Jansen vindt deze interpretatie door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten niet juist. De gemeente zou er eerst dan de oorzaak van zijn ge weest, indien er een tweede raadsbesluit was genomen teneinde de aankoop

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 71