- 9 -
11) Voorstel tot onqeqrondverklarirtq van een namens de heer C. Korporaal,
Molenstraat 71 te Prinsenbeek ingediend beroepschrift.
De heer Lodewijks zegt, dat in de commissie ruimtelijke ordening niet
alleen uitvoerig is gesproken met degene die het beroepschrift heeft
ingediend, maar er is ook over de kwestie zelf uitgebreid van gedach
ten gewisseld. De raad heeft eigenlijk alleen tot taak om vast te stel
len in hoeverre het college correct heeft gehandeld. Vorig jaar
heeft, nadat er al een procedure aan is voorafgegaan, de Raad
van State het college gevraagd om in dit geval na te gaan in hoeverre
het college zou beschikken over vrijstellingsmogelijkheden. Het college
beschikt, conform de bestemmingsbepalingen, over die mogelijkheid en
heeft die bepalingen hem medegedeeld. Het college heeft dat verzoek
dus correct uitgevoerd. Klager heeft zich nu met een beroepschrift tot
de raad gewend omdat, naar spreker begrepen heeft, de uitleg van een
van de twee artikelen die zijn uitgezonderd van die vrijstelling nogal
wat problemen geeft. De commissie ruimtelijke ordening - spreker spreekt
thans ook namens de door op dat moment vertegenwoordigde fracties C.D.A.,
Gemeenschapsbelang en zijn eigen fractie - kwam tot de conclusie dat
hoe dat artikel wordt geïnterpreteerd, de consequenties voor de heer
Korporaal exact hetzelfde zouden zijn. Legt men de nadruk op hinder,
die de machines zouden kunnen veroorzaken dan betekent dat, dat er geen
hinder gemaakt mag worden en dat de heer Korporaal het bedrijf dat hij
uitoefent niet mag uitoefenen omdat nou eenmaal het bedrijf hinder ver
oorzaakt. Leg je op een andere zaak binnen het artikel het accent, dan
is de consequentie daarvan voor de heer Korporaal exact hetzelfde. Als
de raad dus moet beoordelen, of hier sprake is van een juiste procedure
dan moet men met het college tot de constaterinq komen dat dit zo is.
Het college heeft correct gehandeld. De drie fracties, die zojuist ge
noemd zijn, zijn het met het college eens dat het beroepschrift om die
reden ongegrond verklaard moet worden. Overigens is in de beraadsla
gingen geconstateerd door verschillende afgevaardigden dat hier sprake
is van een vorm van onbillijkheid. Iets wat je eigenlijk aan een indi
viduele burger toch heel moeilijk kunt verkopen. Het college verleent
aan iemand een vrijstellingsbevoegdheid, conform alle regels die daar
voor gelden. Van die vrijstelling zijn een aantal zaken uitgezonderd
die exact de kern van de zaak raken en het komt er eigenlijk op neer dat
je alles mag doen wat je doet als je het maar niet doet dat wat je daar
doet. De consequentie van die vrijstelling is dus: dat er gewoon niks
mag. In ieder geval mag niet wat de heer Korporaal nu al gedurende van
af 1977 doet, een bedrijf uitoefenen in een pand wat voor woondoelein-
den is aangewezen. Aan de conclusie van die drie fracties moet dan wor
den toegevoegd dat het beroepschrift ongegrond verklaard moet worden
en tevens wordt het college in overweging gegeven om de bedrijfsmatige
activiteiten die daar plaatsvinden, op enige termijn te doen ophouden.
Het gaat een beetje ver - en dat is de onbillijkheid waarover eerder
werd gesproken - om te zeggen we hebben het nu "oogluikend" toegelaten
gedurende een aantal jaren. Het bedrijf is opgebouwd en het ontstaan
heeft ook een "sociale context. De raad juicht eigenlijk toe, dat als
mensen in werkloosheidsomstandigheden komen te verkeren, zij zelf zoeken
naar mogelijkheden om aan de slag te komen. Maar het bedrijf mag daar,
althans volgens onze bestemmingsbepalingen, niet zitten. Toestaan zou
een precedent scheppen, wat niet wenselijk is. De raad wil tevens als
advies meegeven om met de heer Korporaal te gaan praten en te gaan
zoeken naar mogelijkheden hoe in een andere lokatie net bedrijf zou
kunnen worden voortgezet. Dit zoeken moet binnen een bepaalde termijn,
waaraan de raad zich strikt wenst te houden doch die redelijk gesteld
is worden afgerond.