zal gebeuren noch in onze provincie noch onze gemeente. Men zai nu alvast
een enquete-formulier opstellen met een brief in concept. In de eerste vergadering
van de nieuw samengestelde commissie ruimtelijke ordening zal dat worden doorge
sproken. Daarna zal dit enquete-formulier met bijbehorende brief uitgaan. In
verband hiermede zal de kostprijsberekening nog niet aan de raad aangeboden
worden. Als men toch de prijs zou willen weten is dat geen enkel probleem.
Indicatief doch vrij concreet. Op dit moment is men nog in onderhandeling met
de eigenaar van een perceel dat ook in dit concept-bestemmingsplan gelegen
is. Deze. onderhandelingen zijn nog niet afgerond wat ook van invloed kan zijn
op de uiteindelijke definitieve kostprijsberekening.
De heer Jansen zegt dat hij nu hoort vertellen over dat enquete-formulier maar
hij denkt dat men pas een antwoord krijgt waar de raad iets aan heeft wanneer
men aan de mensen laat horen wat de consequenties zijn en dat betekent dat
er een indicatieve grondprijs moet zijn. Dat er ook voorwaarden moeten zijn
voor de behuizing wanneer er een dienstwoning op komt. Als dit alles niet in
de enquete aan de orde gesteld kan worden dan weet niemand waar hij ja of
nee op zegt.
De heer Roeien zegt dat hij blij is dat men het voorstei terugneemt omdat het
voor zijn fractie onmogelijk was op basis van de gegevens tot een goed afgewogen
beslissing te kunnen komen met verstrekkende gevolgen. Men heeft kennis genomen
van de kostprijsberekening. Zijn fractie zou het erg op prijs stellen om voordat
men met enqueteren begint in de commissie of in de raad een afspraak te maken
over een onderlijn aan welke norm de inschrijving dient te voldoen. Hij denkt
dat het verstandig is om met elkaar af te spreken dat voortzetten van de proce
dure bedrijventerrein eerst gestalte kan krijgen als een x-aantal vierkante meters
verkoopbaar is. Hij denkt dat het belangrijk is om dat van te voren vast te
stellen. Dit zou nare discussies kunnen uitsluiten. Men heeft nadrukkelijk gevraagd
om het bedrijventerrein nog door deze oude raad te laten vaststellen en is het
juist dat het college het geagendeerd heeft.
De voorzitter zegt hierop dat hij akkoord is met het aanhouden van een onderlijn..
Men zal toch indicatief de kostprijsberekening aangeven maar men kan niet zover
gaan dat men tegen de betrokken ondernemers gaat zeggen dat als er een ant
woord komt met een naam erop dat men dan daaraan is geboden. Wel kan nu
duidelijk uitgesproken worden wel óf geen dienstwoning, de indicatieve kostprijs
berekening en nog enkele andere zaken. De enquete zal ditmaal zo gericht moge
lijk zijn. In de commissie ruimtelijke ordening zal gesproken worden over de
onderlijn.
In tweede termijn zegt de heer Jansen dat het toch opengehouden dient te worden
dat er mogelijkerwijze een nee volgt ten opzichte van het bedrijventerrein wanneer
de interesse te gering is. Welk percentage dit dan is, is een kwestie van nadere
overweging. Men zou dit dan weer ter discussie kunnen stellen. Het zou kunnen
zijn dat het stuk grond een stuk kleiner uitvalt dan de 2 hectare.
De heer Roeien zegt dat het erg verstandig is om het commissieverslag mee
te nemen in een raadsvergadering in verband met mogelijkerwijze een vervolg-
procedure. Daardoor heeft die onderlijn een wat vaster karakter dan een commissie
advies aan het college. Persoonlijk wil hij nu nog een handreiking doen. Ten aan
zien van de ontsluiting van het bedrijventerrein ligt er een probleem. Hij zou
nu in overweging willen geven om eens te bekijken of er via een éénrichting-
aanduiding het verschil van inzicht op die manier oplosbaar gemaakt zou kunnen
worden. Hij kan zich indenken dat ook de bezwaren die er van enkele omwonenden
zijn tegen een volledige ontsluiting op de Schutsestraat, voor een deel zouden
kunnen vervallen als men werkt met een inrit bijvoorbeeld langs de Schutsestraat
en geen uitritmogelijkheid en een uitrit op de Brielsedreef of omgedraaid.
De voorzitter antwoordt dat het college de overweging om via een éénrichtings
verkeer de controverse tussen het college van burgemeester en wethouders en
de meerderheid van de commissie ruimtelijke ordening tot een oplossing te brengen
zonder meer nader in studie zal nemen en zich alsnog zal laten voorlichten door
deskundigen. In het verslag van de commissie ruimtelijke ordening kan de raad
altijd aanleiding vinden om dit ten principale aan de orde te stellen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt
vervolgens conform het voorstel
van burgemeester en wethouders
besloten.(aanhouden tot uiterlijk 26 november a.s.).
-10-