-17-
Ten aanzien van het beleid dat de afdeling openbare werken voert bij
de aanschaf van nieuw materieel, mijnheer de voorzitter, heeft de woord
voerder van de P.v.d.A. gezegd het schrijnend te vinden dat daarbij niet
wordt overwogen welke de consequenties daarvan zijn voor de werkgelegen
heid bij bedrijven, die als gevolg van die aanschaf bepaalde tot dan toe
verrichte werkzaamheden zouden gaan verliezen.
Inderdaad, gemeentelijke economische motieven hebben mede een rol gespeeld
en zullen die ook in de toekomst spelen, zodra zich vervanging of uitbrei
ding van materieel aandient. In een periode van economische teruggang,
óók op het gemeentelijke vlak, past het naar mijn mening een uitermate
voorzichtig financieel beleid te voeren.
Daarnaast is het toch zo, mijnheer de voorzitter, dat bij uitbesteding
van werken aan derden, dit steeds geschiedt volgens het systeem van
inschrijving. Alleen al door dit systeem zullen ondernemingen regelma
tig geconfronteerd worden met enerzijds wegvallende werkzaamheden waar
voor dan anderzijds - hopelijk - nieuwe werkzaamheden tegenover staan.
Ik geloof niet, mijnheer de voorzitter, dat een relatief kleine ge
meente als de gemeente Prinsenbeek, zich in zijn beleidsoverwegingen
als die op het onderhavige vlak, teveel moet laten leiden door werk-
gelegenheidsmotieven. Hoe belangrijk ook, ben ik van mening dat het werk
gelegenheidsbeleid voornamelijk een kwestie is van de centrale overheid.
Mijnheer de voorzitter, resten mij nog enkele kleinere onderwerpen. De
woordvoerder van de V.V.D. vindt het onderdeel openbare werken op het
investeringsschema voor het begrotingsjaar 1983, overtrokken.
Inderdaad komen daarop voor een vrachtwagen, een trekker, een huisvuil-
wagen en een veegmachine. Zulks betekent echter niet dat metterdaad in
1983 al dit materieel vervangen moet worden. De veegmachine is aange
schaft in 1978 en heeft een afschrijvingstermijn van 5 jaren. Indien
nodig zal deze machine dus in 1983 vervangen worden. De vuilniswagen
en de vrachtwagen zijn respectievelijk medio 1978 en begin 1979 aange
schaft en worden - calamiteiten voorbehouden - afgeschreven over een
periode van 7 jaar.
Ofschoon al het materieel voortdurend in een uitstekende staat van onderhoud
wordt gehouden, moet er desondanks rekening mee worden gehouden dat als
gevolg van het intensieve gebruik en de daarmee gepaard gaande slijtage,
vervanging eerder noodzakelijk kan blijken te zijn.
Ten aanzien van het onderwerp speeltuinen en recreatie, breng ik namens
het college mijn dank uit aan de woordvoerder van het C.D.A., waar deze
zich in lovende bewoordingen over het gevoerde beleid heeft uitgelaten.
Ook gaat mijn dank uit naar de "commissie ad hoc speelvoorzieningen" die
tezamen met de afdeling openbare werken gestalte heeft gegeven aan de
renovatie van diverse speelgelegenheden en de herbezinning over het ge
bruik en inrichting van andere.
Rest mijn, mijnheer de voorzitter, ten aanzien van het hoofdstuk openbare
werken, een vraagteken te plaatsen bij een opmerking van de woordvoerder
van de V.V.D.en wel deze: ik citeer uit de notueln van de algemene be
schouwingen: "dan de kiosk: een kleine opmerking. Ik vind hem er wat
armetierig bijstaan, het is een rechttoe-rechtaan-geval met een ietwat iel
dakje daarop. Daar zou misschien eens iets aan gedaan kunnen worden".
De P.v.d.A. en de V.V.D. gaan uitvoerig in op de ontwikkeling van de
werkloosheid en vragen ons college de werkgelegenheid te helpen onder
andere door het scheppen van deeltijdbanen.
Nu is het scheppen van deeltijdbanen in de overheidssfeer in beginsel
wel mogelijk, doch bij een gemeente met een omvang als de onze is deze
mogelijkheid zeer beperkt, zoniet, onmogelijk ten aanzien van gekwali
ficeerd werk. De suggestie spreekt ons wel aan; zij is ons echter ook
reeds voorgelegd door organisaties van overheidspersoneel. Wij ver
wachten, dat dit ook van deze zijde nadere voorstellen zullen worden
uitgewerkt en zien deze met belangstelling tegemoet.