-19- Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Mijne heren ik zal trachten zoveel mogelijk per fractie te antwoorden al zal ik er niet aan ontkomen van tijd tot tijd 'net antwoord te beschouwen als een afdoening voor meer dere fracties. P.v.d.A. De P.v.d.A. is niet zo somber over de financiële situatie in onze ge meente en hierbij wordt er dan op gewezen, dat de post onvoorzien in 1979 f. 100.000,lager was dan nu en dat het financieringsoverschot nog steeds groeit. Geachte heer Lodewijks, dat is verleden tijd. Fen feit is dat in 1980 de post onvoorzien f. 618.000,was, in 1981 f. 492.000, en voor 1982 f. 335.000,is. De woordvoerder van het C.D.A. gaf één en ander bijzonder goed aan en bleek halte front, gemaakt te hebben bij de College-opstelling met als uitgangspunt de uitspraken van de rege ring. Er wordt vanuit Den Haag geadviseerd een terughoudend beleid te voeren om een evenwichtige begroting te kunnen handhaven. Wij zijn dan ook van mening, heer Lodewijks, dat u met uw opstelling toch wel wat al te gemakkelijk over de verslechterende financiële toestand heenstapt. Zo in de trant van "Ach, het valt allemaal nog wel mee, we hoe ven ons op dit moment nog geen zorgen te maken". Ik gaf het reeds aan, de budgettaire ruimte is vanaf 1980 aanzienlijk ge slonken en zal nog verder slinken. Diverse oorzaken zijn daarvoor in de nota van aanbieding aangegeven. Grote voorzichtigheid blijft zeker ge boden. Het college speelt dan ook met de gedachte om in één van de vol gende vergaderingen een meerjarenbegroting aan u voor te leggen teneinde in grote lijnen meer inzicht te krijgen in de financiële mogelijkheden in de komende jaren. En dan het financieringsoverschot. Inderdaad is dat van een aanzienlijke omvang en juist door deze omvang neemt het toe, alleen al door de rente- bijschrijving op de reserves. Maar ook al weer zoals door de heer Jansen werd opgemerkt ligt het financieringsoverschot op de eerste plaats in de kapitaalssfeer. Het beschikken over reserves kan verantwoord zijn, zeker als het om bestemmingsreserves qaat, dat betekent immers verlichting voor de gewone dienst, maar hier geldt zéér zeker dat voorzichtigheid geboden is. Het is niet in het belang van Prinsenbeek om net. pad van potverteren te gaan bewandelen en wij handhaven onze opstelling als weergegeven in de nota van aanbieding daarbij medevertalend wat door u als raad wordt aangedragen en blijkt te passen in die zienswijze. Nog maals een voorzichtige financiële opstelling zal de basis blijven vor men. Het college durft in dit verband te stellen dat de decentralisatie- kreet wel eens de wolf in schaapskleren blijkt te zijn. Terecht hebben wij in de aanbiedingsnota gesteld dat wij de ontwikke lingen ten aanzien van de onderwijs-integratie zullen blijven volgen. Vanaf deze plaats willen wij de geachte woordvoerder mededelen dat wij in de toekomst ten aanzien van de onderwijs-integratie zeer alert zul len zijn, en indien nodig bijtijds op de zaak zullen inspelen. De zaak "maar rustig gaan zitten wachten", zoals bedoelde woordvoerder stelt, is geenszins de bedoeling van ons college. Wij willen echter niet nalaten u erop te wijzen dat de integratie kleu teronderwijs - lager onderwijs zich nog steeds in een stadium van voorbe reiding bevindt. Indien alles meezit, dan zal eerst per 1 januari 1985 de integratie een feit zijn. Er wordt evenwel al gesproken van 1 januari 1986, gelet op de vele voorbereidende werkzaamheden die ten departemente nog moeten worden gedaan en waarover vervolgens nog de diverse onderwijs organisaties moeten worden gehoord.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 20