die eerder gebleken zou zijn op dit moment nog aanwezig zou zijn. Het blijkt nu dat die behoefte heel erg laag is. Er zijn twee gegadigden die zeggen eventueel bereid te zijn, onder de voorwaarden die nu gesteld zijn, daar tot een bedrijfsvesti ging te komen. Het standpunt van zijn fraktie is geheel anders dan dat van het C.D.A. voor wat betreft de conclusie. Hij vindt dat het college gefeliciteerd zou moeten worden met de voortvarendheid en met het feit dat het college zich heeft aangesloten bij het initiatief. Hij constateert tevens dat al die initiatieven tot hoge kosten hebben geleid, kosten voor grondverwerving en kosten voor planvoorbereiding, die er niet om liegen. Wanneer dan de behoefte zo klein is als hij nu is, in feite slechts één serieuze belangstellende, dan moet men zich afvragen of het in zo'n geval zinvol is dit nog in grotere omvang voort te zetten. Immers wordt het bedrijven terrein gerealiseerd dan moet er nog gerekend worden op een aanzienlijke stijging van de kosten in de sfeer van de infra-structuur die voor het plan nodig is. Zijn fraktie is daarom tegen de vaststelling van een plan bedrijventerrein. Zijn fraktie voelt ook niet voor het vaststellen van het plan en vervolgens in fasen, aan allerlei voorwaarden gebonden, te komen tot de realisering. Omdat op de eerste plaats er nu geen behoefte is en de economische omstandigheden niet van dien aard zijn dat je die behoefte tussen nu en vijf jaar zult kunnen verwachten. Daarenboven is in de aanpalende gemeenten van Prinsenbeek bedrijventerrein in grote mate aanwezig en moet daar geconstateerd worden dat de gemeenten een flinke molensteen om hun nek hebben. Die bedrijventerreinen zijn niet rendabel te maken. De grondprijzen in ons bedrijventerrein zijn op zijn minst zo hoog als in omringende gemeenten. Ze dreigen zelfs hoger te worden ais de rente-opslag, die in de commissie Financiën aan de orde is geweest, op deze grond wordt doorberekend. Hij betwijfelt tenslotte of Gedeputeerde Staten het plan zuilen goedkeuren waaraan kennelijk zo weinig behoefte is. Bovendien schept men als het plan vastgesteld zou worden en in termijnen wordt gerealiseerd, verwachtingen die je later niet waar kunt maken. Dat is het standpunt van zijn fraktie. Ten aanzien van punt 7b. heeft hij geen opvatting. De heer van der Kooij zegt dat de grondaankopen een feit zijn. Hij vindt het niet verbazingwekkend dat de behoefte gering is. Toch vindt zijn fraktie dat voor een voortzetting van de procedure gekozen moet worden, ondanks de economische reces sie, en wel om de volgende redenen. Ook in de toekomst zal er binnen de bebouwde kom van Prinsenbeek nauwelijks ruimte meer zijn om daar bedrijven uit te breiden. Dat zou kunnen leiden tot situaties die, gezien uit ruimtelijke ordeningsoogpunt, men liever niet heeft. Wanneer er geen enkel soelaas geboden kan worden voor mensen die hun bedrijf toch willen uitoefenen, dan vindt hij het een vreemde keus om te kiezen voor een verlies wat becijferd is op ongeveer f. 700.000,-- en hij neemt aan dat dat een juiste becijfering is. Zoals toen niet verwacht kon worden dat het slechter zou gaan, kan men nu niet aantonen dat het altijd slecht zal blijven gaan. Ondanks recessies zullen er toch altijd bedrijven zijn diezichtoch omhoog kunnen werken en of dat in Prinsenbeek ook zou kunnen zijn valt niet te voorzien. Met andere woorden. Het nu stoppen levert een strop op die becijferd kan worden maar die ook inderdaad een grote strop oplevert gezien het feit dat wanneer de bestemmingen niet veranderd worden, het een kernrandzöne zal blijven en de grond met agrarische bestemming verkocht zal moeten worden waarbij de prijzen op dit moment niet hemelhoog zijn. De verkoop van de kleinere oppervlakten wordt door zijn fraktie ondersteund. Bovendien lijkt de eenheidsprijs voor de grond, waar in de commissiever gadering over gesproken is, hem een uitstekende zaak. De suggestie om een verzamel gebouw in onderdelen te verhuren wil hij gaarne ondersteunen. Het komt de heer Verstraten voor dat men niet te maken heeft met een eventueel bedrijventerrein maar met een bedrijventrein die voortraast naar een onbekende bestemming. En daarom wil hij met het college een halt houden, uitstappen en bezin nen waar men is en waar men heen gaat. Bij separaat schrijven herinnert het college de raad aan het voorstel van 26 augustus jongstleden. Daarin werd nog eens verwezen naar het initiatief van het P.O.K. eind 1977 voor vestiging van een magazijnencen trum. Dit eerste idee kon niet worden opgevolgd omdat het P.O.K. zich niet kon verenigen met bepaalde limitaties opgelegd door de provincie. Daarna gebeurde er even niets en belangrijke gegadigden weken uit naar andere gemeenten. Vervolgens gaf het P.O.K. schriftelijk te kennen een bedrijventerrein noodzakelijk te achten. En nu loopt er van gemeentewege iets uit de hand. De trein ontspoort en gaat zijn s inziens door op het verkeerde traject. De taak van de overheid, in dit geval de gemeen- -5-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 258