toegevoegd dat als het P.O.K. zegt stoppen,dan stopt hij ook. Hij laat dit uiteraard voor rekening van Gemeenschapsbelang. Men kan natuurlijk ook zeggen: "wij zetten ons achter iets en hebben wij de wind tegen dan zullen wij toch komen tot dat gene wat we beloofd hebben waar te maken". Als het resultaat van een distribu tie planologisch onderzoek alleen dat is dat men alleen nog maar een visboer nodig heeft dan heeft het college wel vele uren besteed aan heel simpele zaken. De heer Verstraten zegt dat dit de uitslag is van een enquête die enige tijd geleden is geweest, men weet natuurlijk niet hoe de behoefte zich nu ontwikkeld heeft. De voorzitter zegt dat ook het distributie planologisch onderzoek ook als onderdeel een enquête had en daaruit kwamen andere resultaten. De voorzitter dankt de heer Lodewijks toch nog voor zijn felicitaties mede met het oog op de blijde verwachtingen in de St. Nicolaassfeer. Er worden echter geen verwachtingen gewekt. Het college staat met beide benen op de grond. Er is een weg ingeslagen waarop men moet doorgaan. De heer Lodewijks zegt dat die verwachtingen te maken hebben met het feit dat op het moment dat men een plan vaststelt iedere ondernemer zich terecht tot de gemeente kan wenden, om daar een loods weg te zetten, als dat kan. Dan heeft men daar een plan voor en in feite is dan de gemeente misschien niet gedwongen, maar dan toch wel moreel verplicht om daar aan mee te werken onge acht de kosten die voor de infrastructuur gemaakt moeten worden om die ene loods van die omvang daar te bouwen. Dan komt er een heel merkwaardige verhou ding tussen uitgaven en baten. Als men een bestemmingsplan aanbiedt aan de Provinciale Planologische Commissie, moet het niet alleen wat betreft het stede bouwkundig aspect (ruimtelijke ordening) goed onderbouwd zijn maar ook wat betreft de financieel-technische kant. De Provinciale Planologische Commissie is akkoord gegaan met de financieel-economische onderbouw zoals die door het college is aangedragen. De heer Jansen lijkt het interessant om via het P.C.K. te weten te komen wat de interesse is voor een verzamelgebouw. Hij denkt dat, wanneer dat er ruimten van 50 of 100 m2 in huur kunnen komen, het nog weieens mee zou kunnen vallen wat via een verzamelgebouw plaatsbaar zou kunnen zijn. Omdat het dan op jaarbasis ook in huurbedragen haalbaar wordt zodat dat geen onoverkomelijke bezwaren zou hoeven te betekenen. Hij zou daar een enquête via het P.O.K. aan willen wagen. De voorzitter zegt dat dit zonder meer overgenomen wordt. Hij heeft zulks toege zegd in de commissie ruimtelijke ordening naar aanleiding van een aangedragen suggestie van de heer van der Westen om opnieuw te enqueteren, nu er teruggegaan is van 1.000 m2 naar 300 m2 en het bebouwingspercentage opge voerd is van 65 naar 75. Daarbij kunnen beide elementen worden meegenomen. Wethouder Dirven zegt dat inderdaad in punt 7a. staat, zoals de heer Verstraten opgemerkt heeft, dat volgens het bestuur van het P.O.K. de conclusie gewettigd is dat voor vele Prinsenbeekse ondernemers mede op grond van het voorgaande, vestiging op het bedrijventerrein om financiële redenen niet haalbaar zou zijn. Dat voorgaande was een schrijven van 13 oktober 1982 waarin twee zaken aanhangig gemaakt zijn, namelijk de perceelsgrootte van 1.000 m2 die in het oorspronkelijk voorstel als minimum te groot was en een opmerking over de grondprijs die weieens te hoog zou kunnen zijn. Dat laatste is niet verwoord in hun berekeningsvoorstel. Wel is heel duidelijk verwoord - overigens het belangrijkste - dat zij zelf uitgaan van 300 m2. Dat heeft het college gemakkelijk overgenomen. Verder vindt hij deze brief niet so somber in die zin dat het P.O.K. helemaal geen interesse zou hebben, anders zouden ze het voorstel van 300 m2 niet gedaan hebben. Op basis daarvan en ook wat door de heer Jansen zojuist is gezegd, kunnen binnen het P.O.K de mogelijkheden bekeken worden voor een verzamelgebouw en de mogelijk heden om met die kleine percelen direct te beginnen. Hij heeft wel de verwach ting dat er binnen afzienbare tijd meer belangstelling zal zijn als nu alleen maar getoond is voor 1.000 m2. Er was namelijk bij die enquête ook veelal de opmerking - vooral daar waar het kleinere ondernemers betrof - dat ze graag over kleinere percelen zouden spreken. Dat kan dus nu, als men als gemeenteraad het bestem mingsplan heeft aangenomen en de verdere procedure kan worden voortgezet. De heer Vissers zegt dat de heer Verstraten wel gelijk heeft, naar aanleiding van zijn opmerking dat er toch vestiging mogelijk zou zijn voor milieuvriendelijke bedrijven, maar die moeten dan specifiek agrarisch gericht zijn. Er zijn tot op -11-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 264