-38-
Diens betoog luidt als volgt:
"Mijnheer de voorzitter, wanneer wij over aangelegenheden betreffende
de ruimtelijke ordening spreken, zou ik enkele zaken bij elkaar willen
vegen. Het eerste punt waarvan mijn fraktie met genoegen kennis heeft
genomen, betrof het antwoord op het gestelde ten aanzien van het be
drijventerrein en de ontsluiting daarvan. U heeft gezegd dat het
gemakkelijk is om daar eventueel verdere ontsluitingen aan te leggen
of aan te brengen. Wij nemen dat voor gegeven mee, denken er misschien
wel iets anders over maar delen uw optimisme.
Wij delen uw optimisme niet daar waaru qesproken heeft over de aanpak
van de doorstromingsbevordering, want daarbij gaat u niet verder dan
net aangeven dat er verschillende typen woningen zijn, maar daarmee
hebben we nog geen doorstroming. Ik persisteer dan ook in mijn mening
tijdens de voorgaande zitting, namelijk dat ik in die hele doorstro
mingsgedachte niet geloof.
u' spreekt ergens over ruimere mogelijkheden voor gronduitgifteDaar ben ik
even van geschrokken, want wij hebben hier altijd nog het principe dat
wij nieuwe plannen tot ontwikkeling brengen met het beleid voor ogen
zulks te doen ten behoeve van de eigen inwoners. U geeft niet aan wat
u bedoelt met ruimere mogelijkheden voor gronduitgiftemaar wanneer
dat eventueel de richting uitgaat dat u dat adagium over tafel wilt
brengen en ter discussie wilt stellen, dan denk ik dat we een erg
moeilijk gesprek met u zouden kunnen krijgen. Andere zaken zie ik
daar eigenlijk niet in zitten;1 ik zou uw nadere uiteenzetting daarom
trent eigenlijk wel eens willen horen. Ik heb nergens in uw verhaal
aangetipt gezien het idee om de inbouw van huurwoningen in overweging
te nemen. Ik dacht dat in uw beantwoording daarop in het geheel niet
gereageerd is. Namelijk, dat we naast alle mogelijke bewoningsvormen
van premie A, premie B, etcetera, ook uitdrukkelijk het begrip huur
woningen zouden willen introduceren, maar dan op een meer positieve
uitgangspunt dan vroeger gebeurd is. Daar heeft u helemaal niets over
gezegd, maar daar is wel een vraag over gesteld dacht ik.
Het provinciale afvalstoffenplandat geldt nog niet, dat verkeert
nog in een voorbereidingsprocedure. Dat is een antwoord in de rich
ting van de heer Houtepen.
Wij hebben met genoegen kennis genomen van het feit dat u ten aanzien
van ontwikkelingen rond toekomstige uitbreidingen inderdaad die drie
vastgelegde principes wilt hanteren, namelijk de versobering, de
verhoging van de woningdichtheid en de maximale leefbaarheid, maar
u heeft nog geen antwoord gegeven op de vraag in welke sfeer u
straks uw uitbreidingen wilt zien. Krijgen we hier stadswijken,
krijgen we hier wijken die passen binnen het geheel van Prinsen
beek en hoe wordt dan die leefbaarheid door u ingekleurd? Ik zou
het van belang vinden - ik denk overigens niet dat we daar vana
vond uit komen - dat dit ten principale eens door het college in
de commissie ruimtelijke ordening aan de orde gesteld wordt met
de vraag: wat willen we nu eigenlijk ten aanzien van de typering
van onze toekomstige uitbreidingen. En dan gaat het er niet meer
om of wij woningen gaan bouwen, maar dan gaat het er om of de ge
meente Prinsenbeek in tact wordt gehouden of dat er een stadsge
meente van wordt gemaakt. Ik geloof dat het noodzakelijk is daar
gezamenlijk eens van gedachten over te wisselen: ik verwacht hier
over vananvond van u geen antwoord maar wel de toezegging dat u het
als aanzet zult gebruiken in de daarvoor bestemde commissies.
Ik ben blij dat u in Kapelakkers-Noord al mogelijkheden ziet om
woningen te bouwen die we vervolgens ook kwijt kunnen. Er kan na
tuurlijk wel geroepen worden over bouwen, maar de normale bouwper-