celen kunnen we niet eens kwijt. Het is dan ook goed dat we weten dat
we steeds dieper zakken in de aard van de woningen die we kunnen zet
ten en willen zetten en dat we die dan hopenlijk wel kwijt raken.
Ten aanzien van de Liniewal ontken ik uw bezwaren en ik zou u toch
willen vragen om daar toch eens over te peinzen of niet in dit sta
dium over aanpassing van het type woningen zou kunnen worden gepraat.
Wij hebben met u dus vernomen dat het ruilen van contingenten met na
buurgemeenten in lengte van jaren blijkbaar mogelijk zal zijn. Hopen
lijk zullen we er geen gebruik van hoeven te maken, maar het is altijd
goed te weten dat die mogelijkheid er is.
Het voorstel ten aanzien van de overlegsituatie tussen de stichtingen
is door u overgenomen. Ik ben u daar dankbaar voor en ik dacht dat
zulks zou kunnen bijdragen tot een betere sfeer in zijn totaliteit
voor wat betreft het beheer van deze woningen.
Ik ben het met de heer Dirven eens dat ik van u verwacht in dit sta
dium van het bedrijventerrein, dat u nog eens informeert hoe groot
de interesse daarvoor is. U kunt gewoon doorgaan met het concreti
seren van uw procedures en de afwikkeling daarvan, maar ik vind dit
noodzakelijk teneinde eens te verifiëren of op korte termijn alle
fasen van het bedrijventerrein nodig zijn of dat de faseringen iets
aangepast kunnen worden doordat de interessen tijdelijk wat zijn
afgezwakt. Dat heeft met procedure-afwikkeling en onteigeningspro
cedures niets te maken, maar het is voor uzelf wel belangrijk om te
weten in welke haast u gedwongen bent om de mensen te kunnen helpen"
Bij interruptie zegt de heer Roeien "dat de heer Jansen het woerd
"onteigening" gebruikt. Mij ontgaat waarom voor een eerste fase van
dat bedrijvenplan onteigening nodig is omdat ik van mening ben dat
wij die grond in eigendom hebben."
De heer Jansen vervolgt zijn betoog als volgt: "Wij blijven ook van
mening, mijnheer de voorzitter, ondanks uw woorden daarover, dat be
jaarden op de Markt niet behoeven te wachten en dat u dit op korte
termijn bespreekbaar kunt maken binnen deze raad. Wij zijn van me
ning dat dit een uitstekende mogelijkheid is om enkele bejaardenwc—
ningen op de Markt te placeren en dat het totale Marktplan daar
helemaal geen geweld mee aangedaan behoeft te worden.
Wij hebben kennis genomen van uw mededeling inzake het groepsbureau
voor de rijkspolitie.
Wij hebben kennis genomen van het feit dat u verontrust bent dat het
rampenplan binnen het Stadsgewest nog steeds geen zicht heeft gekre
gen en ik zou u alleen als vertegenwoordigers binnen het Stadsgewest
willen aanraden om herhaaldelijk te vragen om dit manco op korte ter
mijn in te vullen.
Ik heb grote moeilijkheden met de mededeling ten aanzien van de;
stortplaatsen. Het is namelijk zo dat ik daaruit moet constateren
dat ons college zelf nog niet weet hoe dat gaat aflopen, dat hier
in dus geen beleid mogelijk is, dat we alleen hopen dat het gesprek
met Etten-Leur enige verlichting biedt op korte termijn, maar dat
we met zijn allen op dit moment eigenlijk nauwelijks weten hoe deze
zaak gaat aflopen en welke perikelen ons mogelijkerwijze zouden
kunnen overkomen.
üe stankoverlast was een heel mooi verhaal, mijnheer de voorzitter.
Ik hoop dat u veel respons zult krijgen van de mensen die met de
neus in de wind lopen; ik vind veel belangrijker echter of het
euvel nu eindelijk eens verholpen wordt. Wanneer ik nu bemerk
dat de kosten niet meer het principiële punt hoeven te zijn, zou
ik bij Breda willen aandringen op een ogenblikkelijke uitvoering