-45-
qeagendeerd met een nota van de zijde van burgemeester en wethouders.
Voor wat betreft het onderwerp huurwoningen, kan ik u mededelen dat wij
nog niet zo lang geleden aan tafel hebben gezeten met een bepaalde
maatschappij met het verzoek om een aantal woningen te bouwen en die
te verhuren. Ik moet u zeggen, dat lukte niet gelet op het aantal.
Dan moesten er minstens 50 of 60 gebouwd worden. Daarvoor bestond
bij het desbetreffende pensioenfonds geen enkele interesse.
Voor wat betreft de vraag welke richting wij uitgaan met onze toekom
stige woonwijken, hopen wij in goed overleg met de commissie ruimte
lijke ordening de juiste richting te kunnen kiezen en ook te behou
den.
De bejaardenwoningen op de Markt. Het college weet dat dit onderwerp
het C.D.A. na aan het hart liqt. Het college zegt u toe om deze zaak
aan de orde te stellen in de commissie ruimtelijke ordening met daar
bij de stedebouwkundige om te bekijken of het ene kan zonder het an
dere te schaden. Daar bedoel ik dit mee: zou inderdaad gestart kunnen
worden om de Markt met het placeren van bejaardenwoningen waardoor
niet als het ware een litteken ontstaat op de Markt die niet meer te
helen zou zijn."
De heer Dirven: "Mijnheer de voorzitter, wij hebben zowat de lelijkste
Markt van geheel Brabant en als we daar zomaar een aantal woningen op
plaatsen - ik gun de bejaarden van harte dat ze zo snel mogelijk
woonruimte krijgen - zou ik dat toch integraal in een plan voor de
gehele Markt ontwikkeld willen zien".
De heer Roeien: "Mijnheer de voorzitter, als het altijd zo benaderd
was, had er tot op dit moment de zuidwand nog niet gestaan en ik
denk dat die binnen het Prinsenbeekse erg goed functioneert."
De voorzitter: "Het rampenplan. Wij zijn zelf bezig en blijven door
gaan om het rampenplan zo snel mogelijk gereed te hebben.
De monumentenkwestie. Ik denk toch dat er een verschil is, niet van
interpretatie. Toen het college bij uw raad de concept-verordening
aan de orde stelde, toen heeft het college bij monde van zijn voor
zitter gesteld: artikel 13 geeft aan dat, op het moment dat burge
meester en wethouders aan een betrokkene - een bepaalde eigenaar -
zeggen: wij overwegen-om uw pand op de lijst te zetten, op dat mo
ment gelden voor deze man alle verolichtinqen voortvloeiend uit de
monumentenverordening. En toen hebben burgemeester en wethouders gezegd
dus vóórdat wij bij u aankomen met een lijst of vóórdat wij zelfs be
trokkene maar gaan aanschrijven en zeggen: wij overwegen, willen wij
eerst die schadevergoedingsregeling. En zodoende hebben wij dat ook
verwerkt in onze aanbiedingsnota".
De heer Roeien: "Mijnheer de voorzitter, mag ik trachten de spraakver
warring enigszins te verduidelijken. U hebt zelf de notulen van een
bepaalde raadsvergadering gewijzigd, zodanig dat de commissie als
eerste taak zou krijqen de financiële regeling en vervolgens de mo
numentenlijst. En nu zegt pagina 17 van uw aanbiedingsbrief bij twee
gedachtenstreepjes: bovenaan de vaststelling van de lijst en pas dan
de regeling. U hebt zelf een andere prioriteit gegeven door in üe notu
len een wijziging aan te laten brengen".
De voorzitter: "Die volgorde had omgedraaid moeten worden, dat ben ik
met u eens. De intentie was dat eerst de schaderegeling vastgesteld
zou worden. Dan de laatste vraag, het aanbieden van een lijst met
toezeggingen, daar hebben wij geen enkel probleem mee. Zo mogelijk
zal worden aangegeven de termijn van aanpakken, het stadium van voor
bereiding. De beleidsvoornemens zoals neergelegd in de aanbiedings
nota, staan daar niet bij. Ik ben gereed en geef gaarne het woord
aan wethouder Houtepen".