De heer van der Westen zegt, dat uit de stukken blijkt dat de vakbonden
nog geen antwoord hebben gekregen op nun vraag welk systeem is toegepast
en hoe de inschaling totstand is gekomen. Hij hoopt dat de bonden dat
antwoord alsnog zullen ontvangen en dat van eventuele reacties van die
zijde daarop, de raad in kennis zal worden gesteld.
De heer Dirven begint zijn betoog met de constatering dat het oude
rangensysteem in feite is komen te vervallen en dat de gemeente in de
toekomst kan werken met 11 niveaus. Niveaus waarin onderling ook weer
een differentiatie kan worden aangebracht en alle afgeleid van het hoogst
niveau i.e. dat voor de gemeentesecretaris.
Spreker is van mening dat de feitelijke functiewaardering is voorbehou
den aan het college van burgemeester en wethouders, zijnde het bestuurs
orgaan dat het best een inzicht heeft in de bekwaamheden, de opleidingen
en de wijze van functie-uitoefening van de diverse personeelsleden.
In tegenstelling tot de voorgaande spreker, is hem niet gebleken dat
deze functiewaardering incorrect zou hebben plaatsgevonden.
Spreker zou het wel uitermate wenselijk vinden dat voor ambtenaren, die
ten aanzien van hun functieclassificatie een andere mening zijn toege
daan dan het college, een beroepsmogelijkheid wordt geschapen.
De begeleidingscommissie waarover in dit verband al gesproken is, heeft
naar zijn mening binnen het kader van de ambtenarenwet onvoldoende rechts
kracht om advies te kunnen uitbrengen aan net college. Volgens de ambte
narenwet dient een overlegcommissie mede te bestaan uit leden afkomstig
uit de vakbonden waarvan de diverse ambtenaren lid zijn. Zijns inziens
impliceert dit, dat adviezen afkomstig van een overlegcommissie zonder
daarin vakbondvertegenwoordigers, uitsluitend een vrijblijvend karakter
kunnen hebben en niet passen binnen het kader van de ambtenarenwet.
Indien de gemeente-ambtenaren via een enquête gevraagd worden zich uit
te spreken voor het ai dan niet installeren van een begeleidingscommis
sie, kan het niet anders - zo verwacht hij - dan dat zij een begelei
dingscommissie in de voorgestelde samenstelling zullen afwijzen omdat die
afwijkt van de terzake geldende bepalingen.
Spreker spreekt zich vervolgens uit voor net. houden van jaarlijkse be
oordelingsgesprekken die de ambtenaar voldoende duidelijkheid moeten ver
schaffen over de mate waarin zijn werk gewaardeerd wordt en de plaats
die hij binnen het gemeentelijk apparaat inneemt.
Samenvattend legt spreker het college twee vragen vcor, namelijk a)
vindt het college het nodig of gewenst om een eventueel in te stellen
begeleidingscommissie zodanig in te richten dat deze voldoet aan de nor
men van de ambtenarenwet en b) onderschrijft het college de wenselijk
heid van jaarlijkse beoordelingsgesprekken?
De heer Lodewijks zegt dat zijn fraktie onderschrijft de conclusie zoals
die door de heer Jansen is verwoord, zij het niet op alle onderdelen.
Bij een vorige gelegenheid heeft zijn fraktie al kenbaar gemaakt dat het
vaststellen van een formele salarisverordening geen belemmeringen be
hoeft op te leveren omdat zulks op zich niets te maken heeft met even
tuele individuele probleemgevallen die daaruit zouden kunnen voortkomen.
Dergelijke probleemgevallen zouden wel weggenomen c.q. voorkomen kunnen
worden door het instellen van een begeleidingscommissie. Een dergelijke
commissie zal het naar zijn mening erg moeilijk krijgen omdat deze zich
altijd zal moeten uitspreken over individuele gevallen zonder voldoende
te kunnen toetsen of iemand al dan niet terecht in een bepaalde functie
is ingedeeld. Een ambtenaar die zijn functieclassificatie aanvecht kan
alleen maar zijn recht halen doordat eventueel zou kunnen blijken dat
bepaalde regels niet goed zijn toegepast. Spreker heeft de indruk dat
op het systeem van regels dat gehanteerd wordt en de wijze waarop deze
totstand zijn gekomen niets valt af te dingen.