o- In zijn beantwoording in eerste termijn constateert de voorzitter om te begin nen dat de C.D.A.-fraktie zich volledig kan vinden in de conclusies zoals die verwoord zijn in het verslag van de vergadering van de raadscommissie ruimtelijke ordening. Deze conclusies worden ook door het college meegeno men, zoals datgene wat gesteld is ten aanzien van het onvolledig kaartmate riaal, dat de lokaties Westrik en Tuintjes nooit in aanmerking mogen komen en dat alsnog gevraagd zal worden situering op de destijds door de raad vast gestelde lokatie mogelijk te doen zijn. Blijkens de woorden van de heer Dirven kan deze zich hier ook in vinden, zij het dat door Gedeputeerde Staten een vrij uitgestrekt gebied wordt aangewezen. Overigens gaat het over een "ontwerp-spreidingsplan"welk plan door Gedepu teerde Staten voorlopig is vastgesteld en het college meent--niet dat zonder nader overleg Gedeputeerde Staten zonder meer op eigen initiatief op een andere plaats een locatie zuilen aanwijzen. Het college deelt de vrees van de heer Dirven te dien aanzien dan ook niet. De heer Dirven zegt desondanks van mening te zijn dat de gemeenteraad zich op het standpunt zou kunnen stellen dat tussen de Vianendreef en de Groen straat meer dan voldoende ruimte voor het creëren van een woonwagencentrum aanwezig is en dat om die reden de overige aangegeven gebieden kunnen komen te vervallen. Indien de raad nu instemt met het ontwerp-spreidingsplan zoals dat voorligt, zou zulks in een later stadium tot een bijzonder moeilijke on derhandelingspositie kunnen leiden. Naar de mening van de heer van den Eijnden geeft het college ruim baan aan Gedeputeerde Staten waar het de raad voorstelt in overweging te nemen om nu definitief in te stemmen met het situeren van het nog te creëren woon wagenkamp in het concept-ontwerp bestemmingsplan "Moleneind". Spreker meent dat het college de zaak meer in eigen hand houdt indien zou worden voorge steld om "in te stemmen met het eventueel situeren enz." Hij denkt dat daar mee ook tegemoetgekomen zou worden aan de bezwaren van de heer Dirven. De voorzitter antwoordt dat het voorstel - of de sugqestie - dat het college heeft gedaan aan de gemeenteraad, geen enkele relatie teweegbrengt tussen raad en Gedeputeerde Staten of college en Gedeputeerde Staten. Het college neemt de conclusies over zoals die verwoord zijn in het voor stel van de commissie ruimtelijke ordening aan de gemeenteraad. De heer van den Eijnden vraagt hierna of hij daaruit mag concluderen dat de eerste zorg van het college zal zijn te bewerkstelligen dat de toekomstige situering nabij de Dennenweg zal zijn. Hierop antwoordt de voorzitter dat het college naar aanleiding van de woor den van de heer Jansen in eerste termijn, duidelijk heeft geantwoord dat aangegeven zal worden a) dat een kaart ter visie is gelegd waarin ontbreken de woonbebouwingen in "Staart I" en "Staart II", b) dat de gemeenteraad daar uit de conclusie moet trekken dat, als Gedeputeerde Staten stellen dat een woonwagenkamp gelegen moet zijn aan de kom van een dorp, ook aan de Dennen weg een woonwagenkamp gesitueerd moet kunnen worden, c) dat, wanneer Ge deputeerde Staten desondanks gemotiveerd van mening zijn zich daarin niet te kunnen vinden, de gemeenteraad bereid is mee te denken om het in het toekomstig uitbreidingsplan aan de westelijke zijde i.e. "Moleneind" te doen situeren. Zonder hoofdelijke stemming wordt ver volgens aldus besloten. 6) Nota inzake de le wijziging van de verordening op de heffing en invorde ring-van staangeld op de woonwagencentra in het rechtsgebied van het Woon wagenschap Breda. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 72