f. Mededeling d.d. 25 februari 1982 van het woonwagenschap Breda
dat Gedeputeerde Staten hun goedkeuring hebben gehecht aan de
4e begrotingswijziging 1981;
h. Correspondentie met de stichting tot opsporing van tuberculoselijders
in de provincie Noord-Brabant, G.G.D. Stadsgewest Breda en het
antwoord d.d. 22 februari 1982 van het college van burgemeester
en wethouders;
h. Schrijven d.d. 11 februari 1982 van de provinciale commisie Voorbeeld
plannen Noord-Brabant met betrekking tot de brochure Voorbeeld
plannen ronde 3;
i. Raadsbesluit d.d. 28 januari 1982 van de gemeente Noordwijkerhout
inzake de plaatsing van nieuwe kernwapens in Nederland;
j. Schrijven d.d. 10 februari 1982 van de Nationale Commissie voorlich
ting en bewustwording ontwikkelingssamenwerking met verzoek om
aandacht voor de taak van re overheid om aktief bij te dragen aan
een groeiend bewustzijn van de eigen bevolking ten aanzien van
de ontwikkelingsproblematiek;
k. Schrijven d.d. 2 maart 1982 van de Oudercommissies Heilig Hartschool
en 't Beekje met verzoek om aandacht voor de oversteekmogelijk-
heden bij de Heilig Hartschool en de kleuterschool 't Beekje.
Ten aanzien van het ingekomen stuk onder K verzoekt de heer Jansen
in het belang van de jeugd en het onderwijs het college om in het overleg
hieromtrent ook de commissies ruimtelijke ordening en onderwijs te
betrekken.
Verder zegt hij bij de ingekomen stukken de stukken te hebben aange
troffen waarvan het laatste onder k gedateerd is 2 maart 1982. Zijn
fraktie verwondert zich erover dat de brief van de Raad van State
betreffende het bouwplan van Mook, gedateerd 22 februari 1982 niet
bij de ingekomen stukken is gevoegd. Zijn fraktie verwondert zich daar
over te meer omdat naar aanleiding van dat betrokken stuk op 1 maart
1982 aan het college een verzoek werd gericht om met het college van gedachten
te wisselen over de uitspraak en de merites daarvan. Het college heeft
d.d. 18 maart 1982 daarop geantwoord geen reden te vinden om op
dit verzoek voor een onderhoud in te gaan. Zijn fraktie vraagt zich
daarom af, waarom de beschikking van 22 februari niet gevoegd is
bij de ingekomen stukken. Bovendien vindt hij het een eigenaardige
zaak als een normale briefwisseling volgt op een stuk wat bij beiden
bekend is en waarbij beide betrokkenen belang hebben om de afwikkeling
daarvan te kennen, en dat op een vraag om een onderhoud dit botweg
wordt geweigerd. Hij meent dat dit niet in het verlengde ligt van een
open beleid van een gemeente, die toch afstandelijk ten aanzien van
eenieder in de gemeente, open moet staan voor een gesprek wanneer
daarom verzocht wordt. Hij vraagt het collge om een antwoord nu,
of in een later stadium, want hij vindt de handelwijze incorrect.
De voorzitter deelt mede dat wat de eerste vraag van de heer Jansen
betreft het college akkoord kan gaan, dat deze aangelegenheid in de
commissie ruimtelijke ordening en onderwijs komt. Daar het gaat om
de veiligheid van onze jeugd is dit zonder meer belangrijk.
Wat betreft de tweede vraag hoopt hij de heer Jansen uit de droom
te kunnen helpen. Hij gaat ervan uit dat alle stukken die tot de raad
zijn gericht en die inkomen voordat de raadsagenda uitgaat of gereed
worden gemaakt bij de ingekomen stukken worden gevoegd.
De brief van 1 maart 1982 is vermoedelijk gericht aan het college
van burgemeester en wethouders en niet aan de raad.
Bij interruptie deelt de heer Jansen mede dat die brief inderdaad gericht
is aan het college van burgemeester en wethouders, maar hijhaalt
deze brief aan om het college er op te duiden dat het eigenaardig
is dat het onderliggende stuk nog niet eens aan de raad kenbaar is
-2-