Besloten wordt de stukken a t/m j voor kennisgeving aan te nemen en het stuk k voor nader advies in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen. 4) Eventuele mededelingen over de gewestraad Breda. Aangezien geen gewestraadsvergadering heeft plaatsgevonden zijn er geen mededelingen te doen. 5) Voorstel tot het vaststellen van een aantal beleidsuitgangspunten met betrek king tot de meerjarenramingen 1982 t/m 1986. De heer Jansen merkt op - speciaal ten aanzien van de agendapunten 5 en 6 - dat opnieuw is geconstateerd dat de abonnementshouders van de raadsstukken onvolledige stukken krijgen. Hij vraagt daarom nogmaals ten principale dit intern te willen bekijken. Ten aanzien van de meerjarenramingen 1982 t/m 1986 deelt hij het college mede dat een regelmatige bezinning omtrent de ontwikkeling van de financiële situatie goed is. Als zodanig vindt hij het een belangrijk inge bracht stuk en het geeft nog eens aan dat we inderdaad erg voorzichtig moeten zijn met de toekomstige bestemmingen van de financiën. In dit licht gezien betreurt hij het persoonlijk altijd nog, dat zelfs de vorige keer nog een besluit is genomen waardoor de financiële ruimte is verkleind op onderdelen die beslist niet absoluut noodzakelijk zijn. Wanneer men dan dit stuk doorneemt dan blijkt dat het belangrijk is om ons uit te spreken over de drie uitgangspunten, die aan het einde van het voorstel worden aangegeven. Daarvan vindt hij de punten a en b van belang. Hij meent dat in principe - evenals de commissie financiën - akkoord kan worden gegaan met de door het college aangedragen gedachte, dat je overschotten moet benutten om in de toekomst wat extra afschrijvingen te doen zodat je dan in de toekomst wat minder lasten hebt en dat je geen overbodige bestemmingsreserves meer moet vormen. Hij verzoekt het college het woord "overbodig" terug te nemen. Dit woord betekent namelijk dat we, wanneer we vroeger besluiten omtrent bestemmings reserves hebben genomen en wanneer dit woord geaccepteerd wordt, elk vroeger raadsbesluit discrimineren en daar heeft hij geen behoefte aan. Hij is van mening dat de bestemmingsreserves die in de laatste jaren zijn opgebouwd hele reële bestemmingsreserves zijn. Hij accepteert het woord overbodig dus niet. Het college-voorstel spreekt erover dat er in de toekomst geen bestemmingsreserves meer gevormd zuden moeten worden, maar de overschotten mogelijkerwijze over te boeken naar de saldireserves. Deze reserves staan alleen maar ter beschikking als er een tekort op de begroting is en hij vindt het een te ver gaande conclusie om zich daar zonder meer bij neer te leggen en ten aanzien van de conclusies a en b verzoekt hij het college om in de juni-maand het voorstel te doen omtrent de afwikkeling, het "hopenlijk" overschot van het voorgaande - jaar. De voorstellen om deze overschotten aan te wenden naar links of naar rechts, naar saldireserve of bestemmingsreserve, of waar voor dan ook, zullen vergezeldmoeten gaan - zo mogelijk ook nog dit jaar - van een soortgelijke berekening als nu voorligt. Een dergelijk voorstel kan dan geënt worden op die momentopname van de financiële situatie die dan als meest recent kan worden beoordeeld. Om nu a priori de stel lingen te accepteren als een conditio sine qua non vindt hij onjuist. Dit dient te gebeuren op het moment als \ye weten waarover wij praten. Op dit moment zou hij ze niet willen vereffenen tot een absolute stelling. Overigens houdt dit in dat zijn fraktie met punt c akkoord is met dien -4-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 89