overbodig. Niettemin zou het toch zeer zinnig zijn, temeer ook omdat punt c aangeeft dat jaarlijks de uitkomsten van de meerjarenramingen aan de raad voorgelegd zulen worden - dat er van beide zijden initiatie ven tot bezuiniging komen. Bijvoorbeeld is het meer binnen krijgen van gelden op zichzelf een bezuiniging. Voorzichtigheid wil hij betrachten met exploitatie-lasten omdat die een blijvende post op de totale begroting zijn. Hij ziet ook mogelijkheden in het particulier initiatief. Inkomsten verhoging door middel van procentuele verhogingen wordt ook in het voorstel genoemd, doch hij veronderstelt dat daar alleen maar een indikatie gegeven wordt van wat een bepaalde opbrengst meer zou kunnen zijn als we met 1% zouden verhogen, ivieerwaarde wil hij er niet aan toe kennen. Dit zijn principiële zaken. Tenslotte verklaar t hij akkoord te Kunnen gaan met de drie uitgangspunten als zodanig. Het laatste uitgangspunt heeft natuurlijk zijn volledige in stemming immers hoe meer informatie aan de raad, hoe liever. Ook het punt van bezuinigingen, zodat hier ook wat langer van te voren over gedacht kan worden. Verder wil hij bij de toelichting van het college-voorstel nog wat opmer kingen maken. Het gaat dan met name over de gekozen uitgangspunten. Daar wordt een opstelling gemaakt over het aantal inwoners en het aantal woningen. Aangegeven is dat dit jaar 45 woningen en volgend jaar nog 21 woningen gebouwd kunnen worden. Daarbij zijn dus cijfers gebruikt van de gemiddelde gezinsgrootte van 1982 van 3,22 aflopend in vijf jaar naar 3,09. Hij denkt dat het college het aantal inwoners in het voorstel te scherp heeft gesteld. Hij had liever cijfers gezien met een vrij grote marge daartussen omdat men juist door een jaar met 21 woningen natuurlijk ook een stukje vergrijzing krijgt in de bevolking. Als de jeugd wegtrekt gaathet juist om dat deel van debevolking.Ouist omdat Prinsenbeek net rond die 10.000 inwoners zit en het dusmomenteel de vraag is of we niet net onder die 10.000 inwoners komen, pakweg binnen een maand. Dan is het erg discutabel om die cijfers zo precies te geven. Iets meer marge in die cijfers lijkt hier gewenst. Bij het punt uitkering onderwijs uit het gemeentefonds, zit ook een pro bleem. Zijn fraktie heeft bij de algemene beschouwingen gesteld, dat de raming door Bureau van Veen indertijd gebruikt, toch eigenlijk gebaseerd is op een wat constantere groei in Prinsenbeek als waarschijnlijk juist in deze periode 1982 tot en met 1986 waar zal zijn. En in die minder constante "groei, misschien zelfs wel in een extra terugloop van scholen enz. zal dat ook op het gebied van de exploitatie de nodige problemen opleveren. Onderaan bladzijde 2 staan de gevolgen van de verplaatsing van de schooi aan de Vijverstraat naar Schoolstraat 41. Hieraan ligt naar zijn mening nog geen raadsbesluit ten grondslag. Hier is een beetje te voorbarig geredeneerd. De voorzitter dankt de heer Dirven voor zijn bijdrage en geeft het woord aan de heer Lodewijks. De heer Lodewijks, zegt dat zijn fraktie dit voorstel opvat als een stuk waarin financiële beleidsuitgangspunten staan. Hij is niet van plan een of andere vorm van algemene beschouwingen te gaan houdenwat het college voorstelt is iets wat ons zeer aanspreekt. Meerjarenramingen geven toch meer inzicht in de ontwikkelingen ten aanzien van bijvoorbeeld de vrij besteedbare ruimte waarover de gemeente financieel blijft beschikken. Hij constateert dat de ruimte bij een gelijkblijvend beleid op dit moment aanzienlijk krapper dreigt te worden. Hij is het met de heer Dirven eens dat je erg voorzichtig moet zijn om, als die ruimte krapper wordt, je kapitaalsreserve aan te spreken, maar het kan toch ook niet zo zijn 'dat je zo voorzichtig moet zijn dat je heel grote reserves creëert die met

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 91