De heer Nagelkerke zegt dat hij de kwestie Haagse Beemden dik w i 1 onderstrepen. Bij de eerste behandeling van de nota in de commissie ruimtelijke ordening stonden er als uitzonderlijke situaties genoemd: verlies van huisvesting, rijksvoorkeurskandidaten en door burgemeester en wet houders aan te dragen situaties. De heer Dirven zegt dat het idee van een urgentiecommissie is ontstaan tijdens de commissie-vergadering. Spreker wil het echter zo stellen dat het college van burgemeester en wethouders beschouwd kan worden als een dergelijk soort commissie en ter bescherming Van hen en vanwege de narigheid die is ondervonden, is het idee van een urgentiecommissie ontstaan zodat het college, dat op goede gronden moet beslissen, zich door een onpartijdige commissie kan laten bijstaan. De heer van der Westen is van mening dat ook de bepaling moet worden opgenomen dat indien van het advies van de commissie afgeweken zou moeten worden, omdat er bepaalde gegevens bi) het college van burge meester en wethouders bekend zijn, dit onmiddellijk aan de commissie zal worden doorgegeven. De heer Verstraten vindt het jammer dat hij niet goed begrepen is. Hij heeft niet gesproken over de voormalige inwoners van Prinsenbeek maar over die mensen die door de houding van de raad in het verleden en door het niet door laten gaan van diverse bouwplannen nu in de problemen komen. Iedereen weet dat er de komende 4 a 5 jaar niet gebouwd gaat worden. Het is de jeugd die dan uit Prinsenbeek moet vertrekken en hij vindt dat die jeugd niet de pas mag worden afgesneden als ze proberen terug te komen naar Prinsenbeek. Het gaat dus niet alleen om inwoners van de Haagse Beemden, alhoewel het standpunt van zijn fraktie ten opzichte daarvan nog hetzelfde is als indertijd, verwoord. De heer Dirven vraagt of de heer Verstraten duidelijk wil maken wat hij bedoelt met "mensen die thans geen woonruimte kunnen vinden in Prinsenbeek". Dat zijn er 220. Als die gaan verhuizen dan zou men ze dus een verklaring mee moeten geven dat ze te allerĂ¯ tijde in Prinsenbeek terug kunnen komen. De heer Verstraten zegt dat ais men bijvoorbeeld vier jaar lang geen woonruimte kan bieden men een systeem kan ontwikkelen om de mogelijk heid van terugkeer open te houden. Als ze immers elders woonruimte hebben gevonden, kunnen ze niet meer terugkomen. De heer Houtepen kan de heer Verstraten helemaal gerust stellen want een en ander gebeurt op dit moment al. Men wordt regelmatig geconfron teerd met mensen die elders kunnen gaan wonen en die gewoon op de lijst blijven staan en er nog op staan. Dus wat dat betreft zou het hele maal geen wijziging inhouden. De heer Verstraten zegt dat hij gevraagd heeft om dit op te nemen in de nota en daar waren de andere partijen het niet mee eens. De heer Lodewijks wil duidelijk maken waarom hij net er niet mee eens was. Als de heer Houtepen zegt dat het nu al gebeurt dan is dit in strijd met de nota. Als die mensen elders woonruimte vinden dan is in die behoefte voldaan en hij vindt dat die mensen dan niet het recht hebben om in Prinsenbeek nog een huis te ciaimen. Iets anders is als er mensen zijn die bijvoorbeeld al twee jaar op de lijst staan en nog steeds geen woning kunnen vinden en dan vragen of ze bijvoorbeeld bij de schoonouders kunnen gaan inwonen in de Haagse Beemden en toch op de lijst in Prinsen beek mogen blijven staan. Hij heeft daar geen enkel bezwaar tegen toch dat is heel wat anders dan dat men toestaat dat iedereen die ooit in Prinsenbeek op de lijst heeft gestaan ook weer mag terugkomen. De heer Verstraten zou graag zien dat de door hem genoemde passage in de nota volkshuisvesting alsnog opgenomen wordt. Vanaf het tijdstip dat er geen woningen gebouwd meer kunnen worden en mensen naar elders moeten vertrekken wil hij in laten gaan dat er een verklaring gegeven wordt waarin staat dat ze ten allen tijde naar Prinsenbeek terug kunnen keren. -8-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 110