Er heeft geen gewestraadsvergadering plaatsgevonden zodat er geen mededelin gen zijn te doen. De heer van der Kooij zegt dat hij begrepen heeft dat het bestaande rampen plan kan worden aangepast maar dat daar toch nog wel wat tijd voor nodig is, en dat het ministerie erg weinig tijd ter beschikking heeft gesteld. Toch moet de raad besluiten vóór 1 september. Is uitstel in dit geval te regelen? Hij heeft ook begrepen dat er een rampenbestrijdingsplan zou moeten ontstaan dat vastgesteld wordt door de burgemeester. In hoeverre worden hier commis sies uit de raad betrokken? De heer Nageikerke zegt dat zijn fraktie geen enkel probleem heeft met het rampenplan of rampenbestrijdingsplan. Zijn fraktie heeft een en ander, zoals het college het op het papier heeft gezet, voor kennisgeving aangeno men. Van de portefeuillehouder heeft hij begrepen dat er een werkgroepje van vier personen is en dat daar ook een ambtenaar van Prinsenbeek zitting in heeft. Zodra deze werkgroep een en ander heeft uitgewerkt zal de raad dit kritisch bezien en bestuderen. Vooralsnog neemt zijn fraktie hier een afwachtende houding aan en zijn fraktie blijft graag op de hoogte van hetgeen de komende tijd gaat gebeuren. De voorzitter zegt dat het de bedoeling van het college is geweest om de raad in kennis te stellen van het feit dat Gedeputeerde Staten gaarne voor 1 september een rampenplan op tafel zouden willen krijgen. En op de tweede plaats wat er in het verleden is gebeurd. Wat betreft het tweede heeft het college de laatste jaren via de nota van aanbieding de raad regelmatig op de hoogte gehouden. Vóór 1 september ligt het rampenplan niet bij Gedeputeer de staten. Naar zijn vermoeden zal dat bij vele Brabantse gemeenten het geval zijn. Geen enkele kleine gemeente - onder een kleine gemeente verstaat hij een gemeente tot 15.000 inwoners - lukt dit. Waar het om gaat, is het creëren van een rampenbestrijdingsplan. Een rampenbestrijdingsplan vereist een aantal disciplines die gezamenlijk in gecoördineerd verband optreden wanneer er sprake is van een ramp. Wat zich hier in Prinsenbeekin 1972 heeft voorgedaan, was vreselijk, maar geen ramp in de zin van de wet rampenplan nen. De watersnood was inderdaad een ramp in de zin van de wet. Een aantal disciplines waaronder de brandweer, de rijkspolite en het Rode Kruis, moet gezamenlijk kunnen optreden. De spoorwegen zouden een rampenbestrijdings plan hebben. Zij treden dan ook alleen maar op als er een spoorwegongeluk plaatsvindt. Een voorbeeld van een ramp is, als een volksfeest aan de gang is en 10.000 tot 12.000 mensen op de been zijn terwijl een jumbo met 300 inzittenden neerstort. Intussen komt er een trein langs die ook nog getroffen wordt. Dan heeft men een aantal disciplines nodig onder één coördinerend gezag. De burgemeester is dan in eerste instantie verantwoordelijk. De Twee de Kamer wil wel de burgemeester verantwoordelijk laten, maar die moet dan wel richtlijnen ontvangen van de commissaris. De grote frakties zeggen dan:" daar komt niets van in, dan moet de commissaris de verantwoordelijkheid l hebben". Is een ramp zo groot dat zij bijna boven-provinciaal dreigt te geraken, dan zegt de minister dat hij dan aan de commissaris richtlijnen kan geven. Waarop dan ook weer gezegd wordt dat dan de minister de verantwoordelijk heid moet dragen. Maar één moet er verantwoordelijk zijn. Hij wil hiermee aangeven hoe moeilijk deze materie is. Op het ogenblik is er een wet rampen plannen. Twee jaar geleden heeft de regering bij het kabinet een ontwerp- rampenwet aangeboden. Daarop is een voorlopig verslag van de kamercommis sie gekomen, die dit ontwerp in zijn voegen heeft doen kraken, waarna, I gesteund onder andere door de V.N.G., weer een memorie van antwoord van de staatssecretaris is gekomen. Die trekt zich niets aan van de opmerkin gen en de kritiek uit de Tweede Kamer. Op het ogenblik is er een werkgroepje fl - 10 - 4. Mededelingen omtrent de Gewestraad Breda. 5. Notitie inzake de vaststelling van een rampenplan in het kader van de Wet Rampenplannen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 134