geschoven kan worden. Daarover spreekt de verordening niet. Als er geen centen
zijn en er dient zich wat aan, dan is er de keuze tussen het opheffen van de
plaatsing op de monumentenlijst bij gebrek aan fondsen of het moet gehonoreerd
worden. In het laatste geval zijn de kosten niet te overzien omdat men niet
weet welke gebouwen het betreft. Hij denkt dan ook dat men als kleine gemeente
te vlug is. Op dit moment mag er zeker geen besluit genomen worden conform
de voorstellen van het college, omdat de risico's daaraan verbonden van dien
aard zijn dat men dat ais gemeente gewoon niet kan overzien. Graag zou hij
zien dat dit voorstel teruggenomen wordt en dan later weer aan de orde komt.
voorzien van een lijst van monumenten waarvan aangenomen moet worden na-
ze er op thuishoren. Dat zou dan een lijst moeten zijn die ook gecheckeddient
te worden door de welstandscommissie, die ook gevraagd zal moeten worden
of zo'n lijst zich kenmerkt door hobbyisme of door realiteit. Aan de hand van
die gegevens valt te overzien hoeveel monumenten aanwezig zijn en wanneer
ze er niet zijn dan is een verordening overbodig. Hij zag ook graag dat in de
nieuwe verordening opgenomen wordt dat in de toekomst geen enkel pand meer
op de lijst geplaatst wordt zonder advies van de welstandscommissie en dat
de plaatsing op zich geschiedt op grond van het besluit door de. raad en niet
alleen door het college van burgemeester en wethouders. Hij Wenst namelijk
in de financiële strekking van deze verordening niet gebonden te zijn aan een
besluit van burgemeester en wethouders. Dit zou op een gegeven moment de
gehele begrotingstechniek door elkaar kunnen gooien door te hooi en te gras
bij te boeken. Dit is een gedachte die bij hem en ook bij zijn fractie heerst.
Het is een uitstekend idee om er iets aan te doen, maar waarschijniijk is Prinsen
beek te klein.
De heer Lodewijks zegt dat zijn kritiek soortgelijk is. De voorliggende monumen
tenverordening is monumentaal van karakter. Over de monumentenverordening
in deze vorm is in deze raad ai discussie geweest en met name over de wenselijk
heid daarvan. Op de eerste plaats is er een verordening, die niets anders doet
dan de gelegenheid bieden om bepaalde panden tot monument uit te roepen,
zonder dat daar enige consequentie aan is verbonden. Ten tweede is er een veror
dening waar een financieel verhaal bij hoort. Er is al eens een monumentenfonds
ingericht dat momenteel f. 137.000,— bedraagt. Alleen al de molen in Prinsenbeek
zou bij een eventueel herstel dat fonds uitputten. Zijn fractie vindt het bezwaar
lijk om een monumentenverordening vast te stellen waar niet gelijktijdig iets
meer duidelijkheid is over de financiële kant van de zaak. Er kunnen regels
worden .opgenomen waarin de bijdrage van de gemeente in voorkomende gevallen
gekoppeld is aan bepaalde grenzen. De gemeente draagt bijvoorbeeld nooit meer
bij dan bijvoorbeeld 10%. Een ander punt van de kritiek van zijn fractie is dat
de monumentenlijst wordt vastgesteld door het college van burgemeester en
wethouders. Op zichzelf is daar niets op tegen. Het hebben van een monumenten-
verordening en het voorzien in een monumentenfonds kan budgettaire gevolgen
hebben. Daarom lijkt het zijn fractie niet meer dan redelijk dat de gemeenteraad
de lijst als zodanig vaststelt. Vergezeld van een advies van een door het college
in te stellen commissie moet de raad op voorstel van het college de bevoegdheid
hebben en houden om die monumentenlijst vast te stellen.
De heer Schreiner zegt dat zijn fractie het eens is met de voorgaande sprekers.
Zij zou graag zien dat de monumentenverordening wordt teruggenomen en
dat er eerst een lijst wordt overgelegd, waarop de diverse gebouwen, percelen
of objecten vermeld staan. Hij vraagt bovendien of de oude verordening nog
rechtsgeldig is, die op 22 oktober 1981 is vastgesteld door de gemeenteraad.
De heer van der Kooij zegt dat zijn fractie het een bijzonder goede gedachte
vindt om monumenten die er in Prinsenbeek zouden zijn, voorzover ze nog niet
beschermd worden, door middel van een* verordening te beschermen. Aan de
andere kant vindt zij dat er weinig inzicht is in de financiële consequenties.
Ook zij vindt dat de lijst die daaraan is verbonden, door de raad zou moeten
worden vastgesteld.
Wethouder Dirven zegt dat al bijna drie jaar geleden een nota is vastgesteld