De heer van der Kooij zegt dat hij de voortvarendheid van de wethouder enorm
vindt, maar soms is dit met helemaal terecht. Het voorstel om een monumenten
commissie in te stellen vindt hij uitstekend. Aan de andere kant zou het prettig
zijn de financiële consequenties beter te regelen bij een volgende aanbieding.
Wethouder Dirven zegt toe in een volgende raad betreffende die commissie,
mededelingen te zullen doen.
Vervolgens wordt besloten dit voorstel
aan te houden.
7. Voorstel tot het vaststellen van de verordening tot het instellen en toekennen
van dé gemeentelijke erepenning.
De heer van der Kooij vindt dat de Prinsenbekenaren voor hem allemaal even
goed zijn zodat men 10.000 erepenningen kan laten maken. Hij wil hiermee zeggen
dat wanneer iemand een duidelijke verdienste heeft voor onze gemeente dan
mag hij als zodanig gewaardeerd worden. Daarom is hij ook voor het instellen
van een dergelijke penning. De voorzitter van de commissie algemene zaken/finan
ciën heeft gezegd dat het slechts enkele malen per jaar zou gebeuren dat een
dergelijke penning uitgegeven wordt. Dan vindt hij dat de penning op zich al
zoveel waarde heeft dat daarvoor geen gradatie in brons, zilver en goud noodzake
lijk is. Het feit dat men zo'n penning van Prinsenbeek krijgt, is op zich al zo'n
onderscheiding dat zilver als middenkleur daarvoor uitstekend is. Daarbij is
het bovendien al speciaal dat hij door de burgemeester uitgereikt wordt. Het
mag echter nooit een troostprijs worden voor mensen die de koninklijke onder
scheiding niet halen, want dat zou een lelijke devaluatie van deze penning
zijn. Toekenning van de erepenning zou uitsluitend moeten gebeuren op basis
van artikel 6.
De heer Schreiner zegt dat zijn fractie tegen het voorstel is. In hun ogen zullen
veie stille werkers binnen de gemeente buiten de boot vallen bij de toekenning
van deze erepenning. Bij iedere penning zullen onbewust bepaalde mensen voor
het hoofd gestoten worden omdat zij vinden dat zij ook voor deze erepenning
in aanmerking komen. In Den Haag wordt er al gesproken over vermindering/
afschaffing van de koninklijke onderscheidingen. Indien de raad beslist dat er
een erepenning moet komen, dan zal gemeenschapsbelang overigens tegen de
verschillende gradaties zijn.
De heer Oosthoek zegt dat hij begrepen heeft dat de erepenning in zeer uitzonder
lijke gevallen zal worden uitgereikt.
Zijn fractie stelt dit ook als voorwaarde. Het in ruime mate uitgeven
van zo'n penning zou de betekenis en de inhoud daarvan devalueren en daar
is zijn fractie sterk op tegen. Principieel en ook gezien de beperktheid van uit
gifte vindt zijn fractie éen uitvoering voldoende en zij kiest daarom voor een
onderscheiding in zilver.
De heer Nagelkerke vraagt zich af welk wijs besluit men moet nemen als persoon,
als commissielid, als fractie of als gemeenteraad. Dat is niet zo eenvoudig,
terwijl het eigenlijk in wezen een beetje een onnozel agendapunt is. Daarom
staat de krant er ook vol van. Zijn fractie vraagt zich af of dit in 1983 nog
wel aan de orde is. Zitten er mensen in Prinsenbeek nu zo nodig op te wachten?
Wie zit er voor dit geweldige voorstel te juichen? Waar ligt de grens? Wie bepaalt
de grens en wie bepaalt wie? En wie bepaalt wanneer? Moeten ze gegeven worden
aan mensen die doen voorkomen alsof ze zo veel voor de gemeenschap doen
of worden ze ook uitgereikt aan stille medewerkers, bijvoorbeeld mensen die
gehandicapten helpen, wekelijks of meer dan eens per week zieken bezoeken
of die jaren met een collectebus aan huis komen. Dat zijn zaken die zeer gevoelig
liggen. Overigens weet men ook nog niet wat zoiets gaat kosten. Wie gaat dat
betalen? Uit welk potje wordt het genomen en hoeveel was het college van
plan er te laten maken? Dat zijn voor de raad ook nog onbekende zaken. Moet
erkentelijkheid met eremetaal worden uitgedrukt? Dan zijn er toch nog talloze an
dere manieren om op gepastewijze iemand zijn erkentelijkheid te betuigen. Er zijn
-9-