afgestemd. Hij is ervan overtuigd dat indien deze penning wei zou zijn ingesteld,
aan hen beiden zonder meer deze penning zou zijn uitgereikt ais dank van de gemeente
I en bevolking voor al datgene zij voor de gemeenschap hebben gedaan.
Tenslotte hoopt hij, dat de gemeenschap van Prinsenbeek nog vele jaren, al dan niet
als raadslid, van hun grote ervaring op bestuurlijk gebied zal mogen profiteren.
De voorzitter geeft vervolgens het woord aan de heer Lodewijks.
De heer Lodewijks zegt dat hij niet op dezelfde plaats zit als normaal. Die is nu
ingenomen door de twee jubilarissen en hun echtgenotes. Hij is gekomen met het
vooruitzicht van het plaatsvinden van een openbare raadsvergadering en de papieren
die hij heeft voorbereid, beginnen steeds met "mijnheer de voorzitter". Hij kan dit
zo snel niet veranderen, want hij zit tenslotte nog geen 30 jaar in de raad. Maar
bij nadere beschouwing is het nog niet zo gek, want hij wil een verhaal vertellen,
niet zozeer over Prinsenbeek, maar over de kwestie van der Westen/Jansen, zoals
hij ze kent, dus het zal meer persoonlijk zijn. Getallen over woningbouw en huizen
komen bij hem niet voor. Hij begint nu dus ook met "mijnheer de voorzitter".
Graag grijpt hij de gelegenheid aan om namens de P.v.d.A. de beide jubilarissen te
feliciteren met hun 6e respectievelijk 5e lustrum als raadslid. Dit mag een wat obligaat
begin lijken van een toespraak bij gelegenheid van welk jubileum dan ook, maar dat
is slechts schijn. Hij is oprecht van mening, dat mensen die gedurende veie jaren
en in de periode van de beste jaren van hun leven hun best hebben gedaan om in
deze gemeente iets moois tot stand te brengen, die lof verdienen. Allereerst van
degene voor wie ze het hebben gedaan maar ook van degenen in samenwerking, in
oppositie of in discussie waarmee ze een en ander hebben pogen te realiseren.
Er is nog een reden waarom hij zich graag van zijn taak kwijt om aandacht te besteden
aan het jubileum van de heren van der Westen en Jansen. Die reden is om bij een
gelegenheid als deze iets persoonlijks te kunnen zeggen zonder dat men van een of
andere politieke bijbedoeling beticht kan worden en zonder dat men op de hoede moet
zijn dat men een snel weerwoord krijgt waar men niet op gerekend had. Het is passend
bij deze gelegenheid om bewondering tot uitdrukking te brengen en dat wil hij dan
ook graag doen. Bewondering voor zowel de duur ais de kwaliteit waarmede beide
heren aan deze raad hebben deelgenomen. Als hij dan iets persoonlijks zegt dan moet
hij zich beperken tot observaties die hij slechts de laatste 5 a 6 jaar van hen beiden
heeft kunnen bijhouden. Dat betekent dat bijvoorbeeld het raadslid van der Westen
hem voor zo'n 25 jaar ontgaat en het raadslidmaatschap van de heer Jansen voor
hem zo'n 20 jaar in nevelen blijft gehuld. Het enige wat hij zou kunnen doen is het
zich voorstellen hoe het was toen hij ze nog niet kende, maar dat is een beetje hache
lijk want het blijft natuurlijk speculatief. Hij laat dat dan ook maar na. Toch wil
hij vertellen van een glimlach die over zijn lippen kwam toen hij dit verhaal zat
voor te bereiden. Toen dacht hij, dat op het moment dat hij voor het eerst schuchter
de kleuterschool betrad, de heer van der Westen voor het eerst, waarschijnlijk ook
schuchter, de raadszaal betrad. Wat dat betreft was dat iets wat ze toch gemeenschap
pelijk hadden op dat moment.
De beide jubilarissen hebben bij oppervlakkige beschouwing weinig gemeen. Als persoon
niet, naar geaardheid niet, in stijl niet en ook ais raadslid niet. De verschillen zijn
meer opvallend dan de overeenkomsten. Maar oppervlakkige beschouwingen worden
niet verwacht en als men even een beetje nadenkt, dan blijken er toch vele overeen
komsten tussen de beide heren aanwijsbaar. Allereerst zijn er natuurlijk geen twee
raadsleden hier verenigd die een langere zittingsperiode hebben gekend en die kunnen
bogen op een gelijke hoeveelheid ervaring in het gemeentebestuur. Maar er zijn veel
meer overeenkomsten. Beide zijn een begrip in de lokale politiek, zij het om verschil
lende redenen. Een C.D.A., een K.V.P. of een lijst 1 zonder van der Westen en zonder
Jansen kan men zich bijna niet voorstellen. Beiden worden gekenmerkt door een grote
gedrevenheid en een grote volhardendheid. Bij de een is het gedrevenheid en bij de ander is
het volhardendheid, maar ze hebben allebei wat. Wat velen na zo'n staat van dienst waarin
de dingen zich gaan herhalen, het slachtoffer worden van routines en misschien ook
skepsis, zijn de heren van der Westen en Jansen voor hem een voorbeeld voor wie
iedere raadszitting en iedere vergadering steeds weer opnieuw een uitdaging is die
zij met vuur en overtuigingskracht aangrijpen alsof zij het al vele jaren niet gedaan
hebben. Beiden zijn ook constante factoren in de lokale politiek. Waar veie andere
leden van de raad gingen en kwamen, bleven zij zitten en droegen zij een overtuiging
uit die, al was hij op verschillende onderdelen zeker niet die van de heer Lodewijks,
-4-