constant, stabiel en zeker niet in de laatste plaats duidelijk te noemen» En over C.D.A.-
politici is landelijk weieens wat anders gezegd. Conserverend, conservatief, tentatief
of hoe men het ook noemen wil. Het was in ieder geval niet modieus, niet trendgevoe
lig, niet onberekenbaar en het was zelden onverantwoord. Wat dat betreft zijn de
heren van der Westen en Jansen ook zeer vergelijkbaar in hun politieke en maatschap
pelijke overtuiging, zij het dat de stijl waarmee ze die naar voren brachten, nogal
eens verschilde. Ook het. aantal woorden waarin die stijl werd geuit, verschilde aanzien
lijk. Sedert mijnheer Kan, is het niet goed meer mogelijk een politicus bekwaam te
noemen en helemaal niet om hem uiterst bekwaam te noemen. Toch zou hij zulks
bij deze gelegenheid en met betrekking tot de heren van der Westen en Jansen ais
de meest opvallende gelijkenis naar voren willen brengen. De bekwaamheden van
de beide collega-raadsleden liggen op verschillend terrein. Dat zou hij althans zo
wel durven zeggen. Maar ze zijn bij beide in zeer hoge mate ontwikkeld wat zeker
in het bestuur van de gemeente zijn positieve uitwerking niet heeft gemist. Er zijn
niettemin verschillen tussen beiden. Hij hoopt dat hij die in de rest van het verhaal
duidelijk kan maken. Wat zijn dan die verschillen tussen de heren van der Westen
en Jansen?
Allereerst de wijze waarop ze hun functie als raadslid uitoefenen. De heer van der
Westen vat zijn taak op ais een uitdrukkelijk volksvertegenwoordigende taak. Wie
Rienus van der Westen niet kent, woont niet in Prinsenbeek of die heeft 0,0 belang
stelling voor de gemeente. De heer Jansen daarentegen is meer het type bestuurder.
Een raadslid die zijn taak opvat als een mandaat van de kiezers. Kiezers die hem
machtigen om naar zijn inzicht gestalte te geven aan het C.D.A.-beleid. De bestuurder
en de volksvertegenwoordiger leken elkaar nodig te hebben, dat blijkt wanneer men
hun 25-jarig verleden naast elkaar zet. Een ander verschil, naar zijn idee samenhan
gend verschijnsel, zit hem in de bereikbaarheid van beiden voor de mensen uit Prinsen
beek. Er zijn de heer Lodewijks verschillende verhalen bekend van mensen in Prinsen
beek die zijn opmerking zouden kunnen illustreren. Het verhaal van zijn hoogbejaarde
achterbuurvrouw, die hem vertelde dat zij ai verschillende malen tevergeefs een
beroep had gedaan op de gemeente om een telkens weer verstopt afvoerputje onder
handen te nemen. Teneinde raad zei ze tegen de heer Lodewijks: "Ik denk dat ik
Rienus van der Westen maar eens bel, want dan weet je in ieder geval zeker dat
het voor mekaar komt." Dat is nou bereikbaarheid voor de gewone mensen in Prinsen
beek. Die mevrouw zou natuurlijk nooit op het idee komen om de heer Jansen eens
te bellen. Om jezelf bij de heer Jansen te vervoegen moet het probleem meer struc
turele aspecten vertonen. Bijvoorbeeld: iemand is door de regelgeving van de gemeente
lijke overheid gedupeerd in bijvoorbeeld zijn redelijk rechtvaardige wens om een
dakkapel te mogen plaatsen of zijn woning uit te mogen breiden. En als hij dan politie
ke steun nodig heeft voor zijn gerechtvaardigde verlangens, dan kan hij maar het
beste naar de heer Jansen gaan. Wanneer die de wensen rechtvaardig acht, dan zal
hij het zeker in zijn fractie regelen en hij zal in de raad op besluitvorming dienaan
gaande aandringen. Tot slot zou hij toch nog een belangrijk ander verschil willen
noemen. Hij begeeft zich dan wel op glad ijs omdat het volstrekte interpretatie is.
Dat is een verschil in uitstraling die de beide raadsleden hebben. Waar de heer Jansen
een soort natuurlijk gezag en deskundigheid op financieel economisch terrein uitstraalt,
een zekere eerbied en een zekere vreze afdwingt, is de heer van der Westen de
man die vooral wordt gezien als iemand die meegaandheid, gevoel en betrokkenheid
bij de gewone dingen uitstraalt. Als de heer Jansen zegt dat een bepaalde discussie
in de raad eigenlijk maar geëmmer in een mandje is, dan is dat zo. Niet omdat het
zo is, maar omdat hij zegt dat het zo is. Het gezag van de heer Jansen is binnen
en buiten zijn gelederen zo groot dat niemand twijfelt althans niet hardop. Als de
heer Jansen spreekt over financiële aangelegenheden, dan is het zijn deskundigheid
die het gelijk aan zijn zijde brengt. Dit soort dingen overkomen de heer van der
Westen niet zo gemakkelijk. Hij zal minder gauw, en ook niet met carnaval, worden
vergeleken met een buitenlandse hoogwaardigheidsbekleder. Als hij spreekt en hij
doet dat wel, al is hij geen man van vele woorden, dan luisteren de mensen omdat
hij de éminence grise is die het allemaal al zo vaak heeft meegemaakt maar die
spreekt op een toon en over zaken die de mensen uit het hart is gegrepen. Voor hem
is een herinnering in dit verband nog heel sprekend. Na urenlange discussies over de
gemeente-begroting en ellenlange, meestal nogal saaie, monologen over gemeentelijke
aangelegenheden in het kader van diezelfde begroting, sprak de heer van der Westen
-5-