-15-
De heer Jansen waarschuwt voor de tekst "bundelen van latente zaken", zoals
dat op het ogenblik in onze maatschappij al jaren aan de gang is, door via
desresearch vast te stellen wat een ander nodig heeft. En desresearch leidt
er altijd toe dat men tot een betutteling komt op zaken waar geen sterveling
behoefte aan heeft. De levensmiddelenwetgeving wemelt op het ogenblik
van dergelijke bepalingen. Daar heeft geen enkele consument behoefte aan.
Hij waarschuwt, dat als men die richting uitgaat, men zich op een zeer gevaar
lijk terrein beweegt. Hij erkent, dat als men op een gegeven moment denkt
dat iets hard nodig is, wel eens zou kunnen blijken als dat werkelijk goed
gefundeerd uitgezocht wordt en niet alleen op je eigen intuïtie afgaat, dat
niemand er enige behoefte aan heeft. Daarom is hij zo bang voor het bundelen
van latente zaken. Ten aanzien van punt 5c. hecht hij er toch wel waarde
aan om de woorden die als achtergesteld worden beschouwd, er uit te nemen
en de interpretatie over te nemen die hij al eerder heeft verwoord. Voor
hem wordt het dan een prettiger leesbaar stuk. Wat de doelstellingen betreft
heeft het college de suggestie overgenomen. Ten aanzien van de opmerking
over de sportadviesraad kan hij zeggen dat het ja of nee ten opzichte van
de visie van het college door zijn fractie pas gegeven zal worden wanneer
men kennis heeft genomen van de reglementen waaronder het welzijnsorgaan
straks gaat starten. Misschien dat daarin vormen gevonden worden die de
bestaande bezwaren opheffen. Als dit niet het geval is dan kan men vanuit
zijn fractie straks moeilijkheden verwachten.
De heer Nagelkerke zegt dat men de welzijnsraad en sportadviesraad duidelijk
van elkaar gescheiden moet zien, omdat het duidelijk ook twee aparte organen
zijn. Als men in de welzijnsraad zit komende uit de sportadviesraad, moet
net niet zo zijn aan men zegt "ik ziet hiervoor en jij zit daarvoor". Hij wacht
af hoe het straks in elkaar zal zitten, maar waarschuwt dat men voorzichtig
zal moeten zijn.
De voorzitter zegt dat deze suggesties door het college meegenomen worden.
De heer Dirven wil nog iets zeggen over het latent aanwezige. Hij geeft
de heer Jansen gelijk in die zin dat het er duidelijk om gaat alleen omdat
als er talent aanwezig is voor bepaalde zaken en er behoefte aan is, een
welzijnsraad daarop inspringt, of met andere woorden het college.
De voorzitter dankt voor de positieve benadering van dit onderdeel in deze
raadsvergadering en dat de dank ook overgebracht moet worden aan al degenen
die er al jaren aan gewerkt hebben, wat er toe geleid heeft dat dit voorstel
op tafel is gekomen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt
vervolgens conform het voorstel
van burgemeester en wethouders
besloten.
9) Voorstel tot beschikbaarstelling van een krediet voor de uitvoering van
een plan voor sociaal-cultureel werk ten behoeve van werklozen.
De heer van den Bliek zegt dat het een zeer goed initiatief is. Dit is regelma
tig aangevoerd omdat het velen raakt, gelet op de maatschappelijke ontwikke
lingen op dit moment en de groep van werklozen die steeds groter wordt. Het
plan is gericht op jeugdige werklozen tot 23 jaar en de intentie is voor aanzet
op korte termijn. Het plan richt zich niet op de bestrijdiftg van de werkloos
heid. Al is dat een moeilijke zaak, toch dient de gemeente zich in te spannen
voor de gevolgen van de werkloosheid. De mensen hebben veel vrije tijd en
het is dan zinnig en nuttig om bezig te zijn en als het mogelijk is ook nog
arbeidsgericht. Waar men spreekt over een aanzet op korte termijn zal men
waarschijnlijk doelen op de zaak dat het een éénmalig subsidie van het minis
terie betreft en dat het ook een nieuwe weg is voor het doei waar men zich
op zal richten. Deze opmerking is in zijn fractie aldus naar voren gekomen
dat men moet trachten de activiteiten die hier met name staan inhoudelijk