doorberekenen zoals het college stelt zal ten aanzien van bedrijfsvestiging
een nogal demotiverend effect hebben. En als het gaat om differentiatie in
tarieven is zijn fraktie er wei voor ten aanzien van de reinigingsrechten, maar
ten aanzien van de differentiatie zoals die in de commissie is voorgesteld tussen
bedrijven enerzijds en chemische bedrijven anderzijds acht zijn fraktie die onder
scheiding nu niet zo direkt van toepassing. Ook gelet op het zelden voorkomen
van dit soort zaken. Zijn fraktie wii eigenlijk verder gaan dan het schrappen
van de differentiatie en wil zelfs het voorstel tot het in rekening brengen van
kosten niet onderschrijven. Degene die een hinderwetvergunning aanvraagt
moet dat doen krachtens bepaalde wettelijke regelingen en wordt vervolgens
geconfronteerd met de kosten die een bij de wet opgelegde vergunning met
zich meebrengt. Samenvattend zegt hij met punt 2 accoord te gaan inclusief
de amendementen die in de commissie en later ook hier naar voren zijn gebracht,
met punt 1 gaat hij niet accoord. Zijn fraktie vraagt zich af of het wei een
goede zaak is om in dit soort gevallen van het profijtbeginsel gebruik te maken.
De heer van der Kooij zegt dat belemmeringen die het vestigen van bedrijven
aangaan zijn fraktie niet aanspreken. Aan de andere kant is een bedrag van
f. 1.000,— nu ook weer niet zoveel dat dat voor bedrijven problemen zal opleveren.
Als het maximum gesteld wordt op f. 1.000,— dan is die grond niet meer aanwe
zig. Chemische industrie is in Prinsenbeek niet zo bijzonder op zijn plaats.
Bovendien sluiten de vestigingseisen voor het bedrijventerrein dat soort bedrijven
helemaal uit. Dus de kans dat er een dergelijk bedrijf komt, is betrekkelijk
klein. Dat zou eigenlijk alleen maar opgaan wanneer ze op een terrein zouden
komen dat op het ogenblik al door een industrie gebruikt wordt, en dus buiten
het bestemmingsplan valt. Hij heeft echter geen problemen met de chemische
invalshoek en de werkelijke kosten, en wil dat wel ondersteunen. Wat het tweede
gedeelte aangaat wil hij zich houden aan hetgeen in de commissie besproken
is.
Wethouder Houtepen heeft overwogen om met het in rekening brengen van
kosten in deze vorm nu een aanvang te maken. Ergens moet er mee begonnen
worden. Niet omdat het college toevallig één geval heeft, maar ook vanwege
het feit dat in andere plaatsen ook de kosten soms erg de pan uit rijzen. Uitein
delijk is het in principe juist om de kosten te leggen waar ze thuishoren. Het
mag echter nooit leiden tot afschrikking van degenen die zich willen vestigen.
Dat is ook nooit de bedoeling geweest. Daar hoeft de raad zich ook geen zorgen
om te maken. De uitzondering die gemaakt is door de heer Hansen voor wat
betreft de chemische invalshoek is niet mogelijk. Men kan geen uitzondering
maken voor een bepaalde kategorie bedrijven want dan is men bezig met wille
keur. Dan weet hij zeker dat de legesverordening niet goedgekeurd zal worden.
Het is beter dat het beperkt wordt tot een maximaal bedrag van f. 1.000,-.
Ook wat betreft de partiële herzieningen moet een maximaal bedrag gesteld
worden en niet nog eens, zoals in het verslag staat vermeerderd worden met
de plaatsingskosten van de wettelijke vereiste bekendmakingen.
De heer Lodewijks legt het standpunt van zijn fraktie ten aanzien van punt
2 nader uit. Het gaat hierbij meer om een principiële aangelegenheid. Hierna
verzoekt hij het voorstel in twee gedeelten in stemming te brengen, zodat
ten aanzien van punt 2 de instemming van zijn fraktie wel en ten aanzien van
punt 1 niet zal blijken.
De heer Nagelkerke is van mening dat als de gemeente kosten moet maken
voor derden dat de gemeente daar niet voor op moet draaien en vindt daarom een
maximum van f. 1.000,— juist.
De heer Jansen wijst erop dat het altijd een subjectieve benadering van de
vraag blijft wanneer een extern bureau moet worden ingeschakeld.
De heer van der Kooij stelt voor om, gezien de argumenten die aangevoerd
zijn, punt 1 te laten vervallen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt
conform het voorstel besloten
ft
-16-