-16- is de werkgelegenheid die het meebrengt. Tenslotte wil ik nog opmerken, dat mijn fractie van mening is, dat over het ai dan niet en hoe verbouwen een grote betrokkenheid bestaat bij de mensen, die dagelijks in die ruimten werken. Daarom vindt mijn fractie dat aan die direct betrokkenen een belangrijke stem toekomt in deze aangelegenheid. Met dank voor uw aandacht beëindig ik mijn betoog." De heer Lodewijks vervolgt het betoog namens de P.v.d.A.-fractie als volgt: "Dit gedeelte van onze beschouwingen moge ik beginnen met een aantal opmerkin gen met betrekking tot het algemene functioneren van deze raad en dit college. Uit de woorden van mijn fractiegenoot heeft u ai kunnen afleiden, dat wij hierom trent bepaald niet ontevreden zijn. Wij zijn van mening dat dit functioneren geken merkt wordt door een grote mate van coöperatie en collegialiteit die het bestuur van deze gemeente zeker ten goede komen. De programma-afspraken die aan het begin van deze raadsperiode tussen de vier politieke fracties zijn gemaakt hebben daar, naar onze inschatting, een belangrijke bijdrage aan geleverd. Zoals bekend zijn in het programma-akkoord niet alleen zaken geregeld die de inhoud van het gemeentelijk beleid betreffen, maar is ook over de vorm waarin het ge meentelijk bestuur gestalte moet krijgen het een en ander nader uitgewerkt. Met name de intentie tot grote openheid en openbaarheid van dit bestuur, tot uitdrukking komend in openbare commissievergaderingen, openbare besluitenlijsten van het college, spreekrecht voor hen die dit wensen in de raadscommissies, het vragenhalfuurtje na de raadsvergaderingen en dergelijke, is een verworvenheid waarvoor de P.v.d.A. al jaren heeft gepleit, maar die nu dan toch ook bevredigend is geregeld. Met zoveel nieuwe raadsleden op het moment van aantreden, mijnheer de voorzit ter, is weieens gevreesd voor de afname van de kwaliteit van het lokale bestuur. Naar mijn oordeel is deze vrees inmiddels ongegrond gebleken. De gewone raads leden, zo goed als het college, zijn in de afgelopen tijd bereid geweest om zich niet alleen inhoudelijk in te zetten, maar ook om hun functioneren onderling kri tisch en regelmatig ter discussie te stellen. Er is wat dat betreft veel veranderd, en ik voeg er aan toe, veel ten goede. Dat raadsleden zich inhoudelijk zo goed kunnen prepareren en zich kunnen verstaan met hen die hun van advies kunnen dienen heeft zeker ook te maken met de tijdsperiode van 14 dagen die ligt tussen het ontvangen van de raadsstukken en de besluitvorming in de raad. Het was indertijd een idee van Gemeenschapsbelang dat, toen het werd gelanceerd, mij nou niet direct tot juichen bracht, maar dat achteraf gezien toch zeker vrucht baar is gebleken. Programma-afspraken zijn, mijnheer de voorzitter, belangrijk, maar hebben ook hun keerzijde. Allereerst dient gewaakt te worden voor het gevaar dat de eigen lijke besluitvorming niet in de raad, maar ai in de raadscommissies plaats heeft. Zou zich dit verschijnsel voordoen - en er zijn in dit verband mijns inziens wel enige voorbeelden te noemen - dan is dit niet alleen formeel fout, het is ook funest voor de levendigheid van de discussie in de raadsvergadering zelf. Daarnaast bestaat het gevaar dat de programma-afspraken langzamerhand een zekere verstar rende invloed op het gemeente-bestuur gaan uitoefenen. Omstandigheden kunnen zich wijzigen, of kunnen bij de totstandkoming van het akkoord niet zijn voorzien. In beide gevallen is er aanleiding om tot bijstelling van de afspraken te besluiten. Over de omvang en de procedure van eventuele bezuinigingen en het kostendekkend maken van gemeentelijke voorzieningen en diensten, zoals die in de programma afspraken zijn geregeld, zijn door mijn fractiegenoot al enige behartenswaardige opmerkingen gemaakt, die u als voorbehouden onzerzijds op de eerder gemaakte afspraken moet zien. Wanneer bezuinigingen niet strikt nodig zijn, wanneer verhogingen van tarieven en belastingen worden toegepast vanwege louter financieel-technische overwegin gen, waarbij onvoldoende rekening wordt gehouden met de versnelde individuele verslechtering van de inkomensposities van onze inwoners, en wanneer de gemeente voor het gebruik van haar voorzieningen en diensten met rekenregels werkt die direct aan het profijtbeginsel zijn ontleend en die te weinig rekening houden met de overigens vrij gezonde financiële positie van onze gemeente, dan, mijnheer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 233