8. Nota inzake sociaal-cultureel werk voor uitkeringsgerechtigden.
De heer Jansen ziet deze nota enkel ais een inventarisatie van mogelijkheden. Er
zitten volop mogelijkheden in ter invulling en die zal men stuk voor stuk aan
de orde stellen wanneer de invulling aanwezig blijkt te zijn. Hij heeft grote zorg
over het stukje wat momenteel ingevuld wordt binnen het kader van de f. 45.000,--
die daar al voor gevoteerd zijn. Het zwaartepunt in deze besteding is in de richting
onderwijs. Men begint juist richting onderwijs te denken in een groep die veelal
in het verleden onderwijs heeft afgewezen en dit is niet discriminerend bedoeld.
Wanneer men nu de mogelijkheid biedt tot hernieuwd onderwijs dan vraagt
hij zich af of men dat doet met de kans dat er grote successen uit voortkomen.
Want ais men de aantallen ziet en de leeftijden daarvan blijft het de vraag of
het dan wel gebracht wordt waar het oorspronkelijk voor bedoeld is. Hij denkt
dat het een materie is van vallen en opstaan. Hij wil het niet afwijzen, maar
vraagtekens stellen. Bij de hele nota zullen in de uitvoering of in de afwikkeling
daarvan straks toch wel vraagtekens blijven. Soms vraagt hij zich wel eens af
of er geen andere mogelijkheden zijn als wat je zo her en der bij grotere
of kleinere gemeenten aantreft en waarbij bij iedereen ogenblikkelijk weer vragen
opduiken of de geldinjectie identiek is aan de verwachte' effecten. Niettemin
gelooft hij dat het goed is dat allerlei facetten, die hiermee te maken hebben,
nogeens voorliggen. Zijn fractie is bereid, straks medewerking te verlenen om
bepaalde facetten van de grond te tillen. Hij wenst het college daar zijnerzijds
een grote hoeveelheid inventie toe, om uit de veelheid van mogelijkheden, die
mogelijkheden te kiezen die het meest praktisch en het meest effectief van de
grond kunnen komen.
Op dit moment is er in Breda een school voor ouderen voornamelijk avondonderwijs
maar op het ogenblik ook al dagonderwijs. Zit men in Prinsenbeek dan niet te
dupliceren wat men in Breda ook kan vinden. Hij denkt dat het misschien bij
de uitwerking van deze objecten toch wenselijk is om met de directeur van deze
school voor ouderen en voor degenen die de leertijd al ontgroeid zijn, te overleggen
of hij geen oplossingen heeft die misschien nog weieens verderdragend en meer
intensief zouden kunnen zijn als wat men op een stuntelige manier in Prinsenbeek
ervan maakt. Momenteel is er ai een respons van 3.000 mensen in Breda. Het
zou hem niet verwonderen dat er mogelijkerwijze 50 of 60 uit Prinsenbeek bij
kunnen. Deze nota is mede tot stand gekomen in samenspraak met de welzijnsraad.
De welzijnsraad is vorig jaar ingesteld. Voorzover hem bekend is, is in strijd
met de regeling, op dit moment het voorzitterschap altijd nog in handen van
iemand die daarvoor niet voorzien was. Hij zou daar graag op korte termijn ver
andering in willen zien. Dit geldt ook voor het secretariaat. Wel dient er uiteraard
een notulist te zijn.
De heer Lodewijks vindt dat deze nota een aanzet is voor een meer concreet
beleid terzake van het sociaal-cultureel werk voor uitkeringsgerechtigden. Ook
al is het een nota die concreet is en ook ai zitten er in de nota nogal wat punten
die -voor nadere discussie in aanmerking komen, er komt eigenlijk nergens een
punt voor waarbij gezegd wordt vans "nu kun je kiezen tussen a of b, of we gaan
het zo doen, of we leggen de prioriteiten bij deze activiteiten of bij die activi
teiten". Dat vindt hij nogal een gemis. Overigens kent hij de nota als het begin
van vele discussies op het terrein van gemeentelijke zorg die zullen worden gevoerd.
Hij neemt even de gelegenheid te baat om een aantal dingen te zeggen die naar
zijn oordeel iets te maken zouden kunnen hebben met het later bepalen van de
richting van dit beleid. Hij constateert in eerste instantie dat de soorten van
activiteiten die momenteel worden verricht en die te zijner tijd eventueel kunnen
worden verricht globaal verdeeld kunnen worden in activiteiten die min of meer
een ontmoetingsfunctie omvatten, waar mensen die uitkeringsgerechtigd zijn
zich kunnen vervoegen en daar zo met andere mensen in contact kunnen komen
of naar aanleiding van een bepaalde cursus, die ze dan volgen, waarbij niet zozeer
op het effect van de cursus gewezen wordt maar toch op het effect van het
verbreken van een isolatiepositie voor sommige mensen die uitkeringsgerechtigd
-6-