hanteren die betrekking hebben op de inhoud van het maatschappelijk werk waar het hier om gaat, om de kwaliteit van de dienstverlening en over de omvang die men zou wensen. Dat zijn zaken die hem zeer belangrijk lijken. Die zijn niet alleen van toepassing bij dit subsidievoorstel. Het probleem wordt nu heel erg groot wanneer men zegt aan de ene kant dat men wel wil bevriezen en dat men wil meegaan met het raadsvoorstel dat er bevroren moet worden. Zij het dat dat een relatieve bevriezing zal zijn. Als men vervolgens zegt dat er welis waar inhoudelijk is gezocht naar criteria maar dat die er niet zijn en men dus niet anders kan dan conform de eerdere procedures te handelen. Dan wordt het probleem om nu een bedrag aan subsidie vast te stellen natuurlijk ongelooflijk groot. Het lijkt allemaal heel eenvoudig maar er is ook nog een rijksoverheid die terzake van maatschappelijk werk het een en ander wil. Het rijk wil namelijk bezuinigen en de vraag is dan op de eerste plaats of de gemeente in gelijke mate mee wenst te bezuinigen. Dat zou een richting van een antwoord kunnen zijn. Het zou kunnen zijn dat de gemeente vindt dat het rijk bezuinigt maar men bezuinigt niet mee. Men komt op voor dat gedeelte wat men normaal betaald zou hebben exclusief de bezuiniging. Het zou zelfs nog zo kunnen zijn dat de gemeente besluit om te zeggen dat als het rijk 5,2% kort op het subsidie aan het maatschappelijk werk, de gemeente hetzelfde doet. Dat zou betekenen dat als het rijk f. 4.000,— kort dan trekt de gemeente ook f. 4.000,— van haar sub sidie af. Een ander probleem is dat de gemeente subsidies wil bevriezen en zijn vraag is of dat nu geldt voor alle subsidies. Hij heeft destijds gedacht dat het gold voor alle subsidies en hij dacht daarbij zelfs aan subsidies in de sfeer van een bepaald bedrag per deelnemer aan een activiteit en niet aan subsidies van die omvang zoals die hier worden bedoeld. Geldt die bevriezing dan in absolute of in relatieve zin? De kwestie van het inhoudelijk beleid zal voorlopig ook wei niet opgelost zijn. Hij vindt dat een subsidie aanvrager op dit moment daar niet de dupe van mag worden. Afhankelijk van hoe men de overige problemen op denkt te lossen zal men tot een verschillend voorstel komen en hij is van mening dat los van het amendement dat hij in de commissie welzijn naar voren heeft gebracht voor wat betreft de correctie van personele kosten, dat er nog vier modellen heel goed denkbaar zijn en hij gaat daarbij uit van datgene wat het I.M.W. gevraagd heeft. Uit de stukken leest hij dat er ëen subsidie is gevraagd van f. 148.000,—. Volgens de geldende procedure die normaal gevolgd zou worden, zou dit bedrag dan gehalveerd worden. De ene helft komt voor het rijk en de andere helft voor de gemeente. Dat zou dus zijn ruim f. 74.000,— voor de ge meente en eenzelfde bedrag voor het rijk. Het rijk zegt dat men bezuinigt en men trekt daar 5,2% vanaf, dat is dan f. 3.800,—. Maar wat krijgt het I.M.W. dan? Als de gemeente zegt dat men niet met het rijk mee bezuinigt dan be taalt de gemeente de helft van dat bedrag. Dat betekent dat het rijk wel f. 74.000,— bezuinigt plus iets van f. 70.000,— is f. 144.000,— wat het totale bedrag aan subsidie zou zijn volgens dat model wat de betreffende instelling tegemoet kan zien. Hij constateert dan dat er een verschil is van zo'n f. 4.000,— tussen dat wat de instelling vraagt en dat wat de instelling krijgt. Er zijn andere modellen denkbaar en hij heeft ontdekt dat dan f. 4.000,— het minimale ver schil is wat te bereiken valt als het rijk kort maar dat in een bepaald geval er een verschil van maar liefst f. 13.000,— tussen dat wat begroot is en dat wat gehonoreerd zou worden. De gemeente zegt dat ze met de rijksoverheid mee korten, dat betekent dus twee keer een korting van f. 3.800,—. Het tekort voor de instelling is dan inmiddels tot zo'n f. 7.700,— gestegen. Het derde model is het voorstel van burgemeester en wethouders. Er wordt weer f- 148.000,— gevraagd. Men bevriest liet gedeelte wat men in 1983 aan subsidie verstrekt heeft. De rijksoverheid kort 5,2%. Hij rekent dan uit dat f. 135.100,— het voor stel van burgemeester en wethouders is. Het tekort van wat er gevraagd is en wat er gehonoreerd zal worden is dan f. 13.142,—. Dan het model, dat hij heeft ingediend bij de commissie welzijn als amendement. Dat klopt niet helemaal met zoals het in het verslag staat. Het gaat uit van het voorstel van burgemees ter en wethouders. Daarbovenop komt een extra honorering van de gemeente voor die 1,4%. Dat reduceert het tekort wat er staat tussen wat er gevraagd en verkregen wordt tot niet f. 13.000,maar f. 12.000,Zou de rijksoverheid

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 274