in "zal zich desgewenst door deskundigen doen bijstaan", zodat het iets pregnanter wordt. Er rijzen bij hem verder nog twee vragen. Is het niet verstandig, wanneer men weet dat er zo'n brede interesse is voor deze welzijnsraad, om het aantal leden uit te breiden van 7 naar 9 om zodoende een wat bredere marge te hebben voor de vertegenwoordiging. Hij is er ook voor om artikel 3, lid 2 te wijzigen zodanig dat het toegevoegd lid uit het college ook alleen maar toegevoegd is, dus alleen als toehoorder. Hij ziet er niet het nut van in waarom het collegelid ook lid zou zijn. Daardoor is een nog bredere afspiegeling van de gemeentenaren mogelijk. Een brede bespreekbaarheid van deze welzijnsraad acht hij erg belangrijk. De heer Nagelkerke is het met zijn fraktievoorzitter eens voor wat betreft de uitbreiding met twee personen. De heer Lodewijks zegt dat de kwestie van 6, 7 of 9 zetels al uitgebreid aan de orde is geweest in de commissievergadering maar dat dit niet in het commissieverslag is opgenomen. Door de wethouder is terecht in de commissie gesteld dat men nog niet precies weet hoe die welzijnsraad zich gaat ontplooien. Het is altijd Deter om met iets minder te beginnen en dan later te bezien of de taak van de commissie voor 6 of 7 mensen niet te zwaar wordt en dat uitbreiding nodig is. In verband met mogelijke frustraties ziet hij de evaluatie, die de heer dansen heeft voorgesteld, als zeer belang rijk. Hij wil overigens de term evaluatie vanaf nu niet meer gebruiken. Het zou zo voorgesteld moeten worden dat de gemeenteraad of een delegatie uit de raad en het college op een bepaalde datum met de welzijnsraad gaat praten, over de eventuele problemen. Dus meer in de zin van een gesprek dan dat de toekomstige leden van de raad het gevoel krijgen dat ze na een jaar flink beoordeeld gaan worden door de gemeenteraad. Dat zou de animo wel eens af kunnen doen nemen. Hij vindt dat de argumenten om het tempo hoog te houden nog steeds goed zijn, maar toch heeft hij er problemen mee. Dat probleem is eigenlijk twee ledig. De wethouder zegt: "ja ik wil graag die welzijnsraad advies laten uit brengen over zaken waarmee wij erg zitten,zoals de tarieven en de subsidies". Daar staat tegenover dat het niet zo verstandig is om een helemaal frisse welzijnsraad onmiddellijk met een van de moeilijkste punten te confronteren. Hij denkt dat de raad nog wel voldoende kan worden geadviseerd via de commissies. Er is ook nog een andere reden. Hij juicht het toe dat de proce dure voor de kandidaatstelling een open procedure is, maar dat nog niet alle verenigingen gehoord zijn. Als er nog een openbare aankondiging moet komen, dan wordt het toch wel een probleem, want de stukken van de raad moeten over 14 dagen klaar zijn. In die periode moet er een profiel zijn van de mensen, moet er met die mensen gepraat worden en moet de des kundigheid van die mensen bekeken worden en moeten ze bereid worden gevonden. Dat moet dan allemaal binnen veertien dagen gebeuren en bovendien moet de commissie nog adviseren. Het lijkt hem een ambitieus plan wat onhaalbaar zal blijken en om die reden zou hij het niet erg vinden als de wethouder een maand later met het voorstel zou komen. De heer van den Bliek weet niet of de mogelijkheid bestaat om de welzijns raad aan deskundigheid te binden. Hij weet niet of er een constructie gevon den zou kunnen worden zoals die in de sportadviesraad is gehanteerd na vereiste instemming van het college met het oog op de kosten die met deskundigheid kunnen samenhangen. Regelmatige vergaderingen van de welzijnsraad zullen ook kosten met zich mee brengen. De bredere samenstelling heeft hij ook in de commissie verwoord en dat ondervond toen weinig steun. Ook werd toen in aanmerking genomen dat de animo vrij groot is en er is gezegd hoe meer enthousiastelingen hoe liever. Anderzijds moet men ook waken voor een log lichaam. Zijn voorstel was om voor de samenstelling uit de vier sectoren telkens twee personen plus één uit het college is totaal 9 nemen. Wanneer dat voldoende draagvlak heeft, wil hij het toch ter discussie brengen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 44