brengen of een aantal stemmen kunnen uitbrengen. Als men dan kijkt naar de kaart van Noord-Brabant dan ziet men daar een aantal stromingsgebieden. Daarmee bedoelt hij bijvoorbeeld het stromingsgebied van de Donge en het stromingsgebied van de Mark. Voor Prinsenbeek de twee belangrijkste. Deze gemeente is ondergebracht in een groep die toch hoofdzakelijk in het stromingsgebied van de Donge ligt. Hij vraagt zich af wat Prinsenbeek daar te zoeken heeft, want die zit in het stromingsgebied van de Mark. Het lijkt hem een goede zaak om een andere samenstelling te vinden. Temeer daar de kandidaat voor de belangen van Prinsenbeek op moet komen. Vandaar dat hij zich voor die kant van de zaak sterk wil maken. De voorzitter zegt dat de heer van den Bliek een aantal argumenten aan heeft gedragen om het collegevoorstel niet door te laten gaan en de andere kandidaat de voorkeur te geven. In hoeverre deze argumenten inhoudelijk juist zijn kan hij niet beoordelen. Wel is een feit dat de overwegingen die net college gehad heeft om toch de heer Dosker voor te stellen duidelijk in het voorstel staan. Het college is wel van mening dat de gemeente eigen lijk thuishoort in het stromingsgebied van de Mark. Het is toegezegd dat dit in de volgende algemene vergadering aan de orde gesteld wordt. Maar ondertussen zal men toch de stem moeten gaan uitbrengen voor de komende zes jaren of het moet zo zijn dat er een tussentijdse wijziging komt en dat men dan weer geconfronteerd wordt met een nieuwe verkiezing. De heer van den Bliek begrijpt niet goed het standpunt van de V.V.D. Ener zijds zegt men dat Dongen buiten het stroomgebied ligt doch het is evenals Alphen in wezen een vreemdeling. Nogmaals wil hij benadrukken dat het om de belangen van de inwoners gaat. Het belang van Dongen is dat ze speciaal problemen hebben met industriële lozingen. Daarvan staat in het reglement dat er drie categoriën zijn: waterschappen, gemeenten en de Kamers van Koophandel. Met name de Kamer van Koophandel behartigt de belangen van de industriële lozingen. Dit motief van Dongen is dus onzuiver. Ook zegt Dongen dat ze een derde van het totaal aantal inwoners van het stromingsgebied vertegenwoordigen, maar men kan ook naar oppervlakten kijken. Dan moet men stellen dat Alphen en Riel wat dat betreft 20% van de oppervlakte uitmaakt en dus zelfs 2x zo groot is als Dongen. Er kunnen verschillende argumentaties zijn, maar waarom niet met de persoon doorgaan waar alle gemeenten hun volle tevredenheid over uitspreken. De voorzitter concludeert uit de argumenten van de heer van den Bliek dat deze een verderstrekkend voorstel wil doen door de heer van der Weijden uit Alphen voor te dragen. De heer Nagelkerke wil met nadruk zeggen dat het wel heel erg moeilijk is een keuze te maken omdat beide kandidaten best wel bekwame mensen zullen zijn. Hij kent beiden niet en hij wil het collegevoorstel wel volgen maar hij gelooft ook in wat de heer van den Bliek heeft gezegd. De voorzitter zegt dat hij de heer Nagelkerke wei begrijpt, maar dat er toch een beslissing zal moeten vallen. De heer Jansen is in de gelukkige omstandigheid dat hij ze beiden kent, dus hij is beslist niet van plan om enige uitspraak te doen omtrent zijn voorkeur. Hij wil alleen maar zeggen dat in deze raad zes jaar geleden de ver ontrusting is uitgesproken over de reden waarom men in dit kiesdistrict zit en toen is de man genomen die het dichtst bij het meest bevuilde water zat: de heer Dosker. De gemeenten die er helemaal niks mee te maken hadden, hebben toen voor de heer van der Weijden gekozen. Het standpunt nu is identiek aan dat van zes jaar geleden. Overigens is hij van mening dat er helemaal niet over gepraat moet worden maar, ieder naar eigen eer en geweten moet doen wat hij/zij het beste vindt. De heer van den Bliek is het volledig met de heer Jansen eens, maar het is zo dat de situatie inmiddels zodanig is gewijzigd dat veel vuil water ondertussen gezuiverd is zodat deze belangen niet meer voorop staan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 51