zijn gebaseerd op gegevens waarbij koeien, geiten en schapen bijeen zijn ge
bracht. De opbouw immers van de gegevens waar de percentages op geënt
zijn, zijn de kapitaaislasten. Dat is het enige vaste gegeven. Dan zijn er daar
naast nog loonkosten, kosten voor materiaal, onderhoud en energie. Het college
telt deze dingen bij elkaar op en dan wordt dit bij de diverse verenigingen,
of dat nu goed of slecht uitkomt, verdraaid tot een gelijkberechtiging van
bijvoorbeeld 22%. Maar als het college dit nu eens op z'n merites bekijkt
en op de eerlijkheid van de uitgangspunten, dan betaalt Scouting zijn kapitaals-
lasten volkomen terecht, doet niets aan loon, doet niets aan onderhoud en
betaalt zijn eigen energie. Dat is goed natuurlijk want die betaalt 22,5% van
de kosten die de gemeente heeft. Wat gebeurt er bij de hockey? Daar is een
kapitaallast en een loonpost die even hoog zijn, er zijn nog materialen voor
f. 25.000,— en een heel klein postje energie. Een percentage daarop van
22,5% is niet gelijk aan dat van Scouting. Het is een onhanteerbaar voorstel.
Het is nuttig om richtlijnen te geven zodat men weet wat men doet, maar
niet richtlijnen waar op de achtergrond koeien, geiten en schapen door elkaar
lopen, met een percentage daarop wat wel zal kloppen. Daarom vindt hij het
zonde van de tijd die eraan besteed wordt. De raad is het er over eens, dat
uniformiteit gezocht moet worden maar wel op basisgegevens die volkomen
eerlijk en reëel zijn ten opzichte van de projecten waar men over praat.
De heer Lodewijks snapt de ergernis van de heer Jansen wei een beetje. Toch
is het natuurlijk niet zo, dat bij het vergelijken van het hockeyveld en de
Scouting de koeien, schapen en geiten bij elkaar zijn opgeteld. In ieder geval
is het dekkingspercentage van de veldsporten natuurlijk lager dan voor de
sociaal-culturele aktiviteiten. Hij onderschrijft wel dat het onduidelijk is,
waar die dekkingspercentages vandaan komen. Misschien zijn ze wel mede
gebaseerd op wat er in het verleden gegroeid is. Men heeft geprobeerd dit
nu recht te trekken. Daar heeft hij geen problemen mee. Het laatste gedeelte
van hetgeen de wethouder zei als antwoord op alle vragen komt hem echter
een beetje merkwaardig voor. Met een voorstel komen waarin van alles en
nog wat overhoop gehaald wordt en waarin dekkingspercentages men naam
en toenaam worden genoemd en dan vervolgens zeggen: het college doet een
voorstel voor een dekkingspercentage en laat het de raad maar vaststellen.
Dan had ook 100% of 85% voorgesteld kunnen worden. Dat vindt hij toch on
juist. Hij vindt dat het college met voorstellen moet komen waarbij de percenta
ges volledig zijn uitgewogen en zijn beoordeeld naar de maatstaven die bij
goed bestuur horen. Verder heeft hij er geen moeite mee om dit voorstel voorlo
pig opzij te leggen en vervolgens verder te gaan kijken. Nu een besluit te
nemen is niet meer dan een schone schijn. Verder heeft hij er toch een beetje
moeite mee om de tarieven en subsidies in één adem te noemen en die in
één voorstel te verwerken. Hij vindt dat twee zaken los van elkaar moeten
worden gezien. Allereerst moeten de tarieven worden vastgesteld afhankelijk
van een aantal objectieve en minder objectieve normen en als die zijn vastge
steld en de raad is daar helemaal mee akkoord, uiteraard de verenigingen
gehoord hebbende en op advies van de welzijnsraad, dan kan in tweede termijn
worden vastgesteld wat de consequenties voor de verschillende verenigingen
zijn. Daarna kunnen de subsidies worden vastgesteld.
De heer van den Bliek blijft erbij dat het berekenen van dekkingspercentages
natuurlijk een goede methodiek kan zijn. Maar nogmaals wil hij benadrukken
dat het dan wel om vergelijkbare grootheden moet gaan. Hij heeft al geduid
op de kapitaaislasten. Als men dan de vervangingswaarde gaat vergelijken
dan is dat een onvergelijkbare grootheid. Bij onderhoud en zakelijke lasten
is vergelijken nog mogelijk. Als daarop bespaart gaat worden dan snijdt het
mes aan twee kanten dus ook de zelfwerkzaamheid van de verenigingen. Naast
het gebruik van de gemeentelijke accommodaties, moet wel degelijk meegewo
gen worden dat er eigen initiatief is. Die lasten kunnen ook drukken op het
totaal. Zo zijn er ook nog problemen met de energiekosten. Hij wil daarom
-8-