De voorzitter zegt dat dit inderdaad het geval is en dat doorgaans enige tijd ligt tussen de ene en de andere actie. Hoewel niet tot dit agendapunt behorende, meent de heer Jansen dat het belangrijk genoeg is qm de zaak Mathijssen onder de aandacht van de raad en het college te brengen. Volgens de publicatie in de Stem wordt het college onzorgvuldig en onbehoorlijk bestuur verweten omdat er in dit geval ingegrepen is hoewel soortgelijke zaken ook elders plaatsvinden die nooit zijn aangepakt. Hij wil nu weten of dit inderdaad klopt en of, als dit klopt, daarbij sprake is van onbehoorlijk bestuur. Hij zou het namelijk betreuren wanneer het college met recht onbehoorlijk bestuur zou verweten kunnen worden vanuit de Raad van State. Hij wil dan ook graag een overzicht hebben van soortgelijke gevallen die al aanwezig blijken te zijn en waarbij door het college in het verleden nie-t werd ingegrepen. Ook wordt hij graag op de hoogte gesteld of er met deze uitspraak voor de horeca-sector in het buitengebied een vrij spel van kracht is geworden. Dit niet alleen ten opzichte van het geval dat hier aan de orde is maar wanneer inderdaad de doortrekking van soortgelijke gevallen correct zou zijn dan denkt hij dat straks het buitengebied opgesierd gaat worden met velerlei vormen van horeca-mogeiijkheden. Hij verzoekt ook in de informatie te verwerken of het mogelijk is, in overleg met een deskundige, maatregelen te treffen die de schade kunnen beperken ten aanzien van de betrokken uitspraak. Naar zijn mening heeft het niet alleen een uitstralings effect in het horecagebeuren maar dat het uitstralingseffect wel eens veel breder zou kunnen zijn ten opzichte van velerlei andere zaken die zich in het verleden en het heden zouden kunnen afspelen. Zijn er overigens nog meer vergelijkbare situaties in het buitengebied dan niet op horeca-terrein die een reactie van de Raad van State zouden kunnen uitlokken. Hij meent dat deze vier vragen niet meteen beantwoord kunnen worden maar hij zou wel graag voor de volgende vergadering een schriftelijk antwoord op deze vragen hebben zodat er dan - indien nodig - over gediscussieerd kan worden. De voorzitter geeft de verzekering dat deze zaak de bijzondere aandacht heeft en dat hierover ai gesprekken gevoerd zijn met de juridisch adviseur en dat zo snel mogelijk antwoord zal worden gegeven. Vervolgens worden de stukken a. tot en met n. voor kennisgeving aangenomen. 4) Mededelingen over de gewestraad Breda. De voorzitter zegt dat de eerstvolgende vergadering van de gewestraad Breda morgen zal plaats vinden op vrijdag 28 januari 1983, zodat waarschijnlijk de komende raadsvergadering wel mededelingen te doen zullen zijn. 5) Nota inzake de nota van aanbieding behorende bij de begroting 1983 van het Stadsgewest Breda. De heer Jansen zegt dat het de raad bekend is uit de begroting, dat de gewest raad voor lokale en regionale werkgeiegenheidsinstituten en begeleiding fond sen worden vrijgemaakt. Men moet hierbij wel aantekenen dat het niet zozeer het inhoudelijk werk zal betreffen doch dat het alleen mogelijk is, gezien de geringe fondsen die beschikbaar zijn in de begeleidingsfactoren, hulp en bijstand te bieden. De nota lezende krijgt men de indruk dat het bedrag een veel bredere spreiding van bijdragemogeiijkheid in zich heeft. Uit de betrokken commissievergadering is gebleken dat er veel waarde aan gehecht wordt dat de bluswatervoorzieningen, vooral in de buitengebieden van de diverse gemeen ten. Bij nadere informatie is door het college bevestigd dat er altijd toezicht is gehouden of de destijds in Prinsenbeek aangebrachte voorziening in tact blijft en voldoet aan de daaraan te stellen eisen bij eventuele calamiteiten. Hij deelt mede dat hij zelf, naar aanleiding van vragen gesteld in de laatste stadsgewestvergadering, op het ogenblik in overleg is getreden met de G.G.D. -3-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 7