ex artikel 62, lid 2 vanwege het feit dat het een vaste commissie is. Overigens
wil hij ten aanzien van het raadsbesluit van 29 maart 1984 nog opmerken
dat zijn fraktie uitermate tegen was. Met de andere voorstellen heeft zijn
fraktie geen moeite.
De heer van den Bliek zegt dat zijn fraktie het raadsbesluit van 29 maart
1984 heeft ondersteund. Zijn fraktie is ook akkoord met het voorstel tot
wijziging van de verordening op de commissie Eikebos en Welzijnsraad, gezien
de context van het raadsbesluit van 29 maart 1984. Het voorstel met betrek
king tot de verkeerscommissie onderschrijft zijn fraktie niet. Ondanks dat
het college de verkeerscommissie beschouwt als een commissie ex artikel
62, lid 1 is zijn fraktie de mening toegedaan dat het geen tijdelijke commissie
is noch een ad hoe commissie, maar dat het een vaste commissie zou moeten
zijn. Hij ondersteunt dan ook het verzoek van de C.D.A.-fraktie.
De voorzitter antwoordt namens het college in eerste termijn op eigen titel.
Wat de commissies ex artikel 61 betreft heeft de raad een besluit genomen
in de maart-vergadering. Dit besluit is uitgewerkt door het college in een
pré-advies, waarin de raad zich kan vinden. In de volgende vergadering zal
een voorstel gedaan worden, neemt hij namens het college aan, voor benoeming
van leden van elk van de beide adviesorganen Eikebos en Welzijnsraad. De
mening van de raadsfrakties van het C.D.A., Gemeenschapsbelang en V.V.D.
aangaande de verkeerscommissie staat haaks op het voorstel van het college.
Hij denkt dat hij toch tegemoet kan komen, zij het op het laatst van zijn
betoog, aan de wens zoals verwoord door de heer Jansen namens het C.D.A.
Hij zal er vrij diep op ingaan en wat Gemeenterecht in zijn betoog vervlechten,
want anders is zijn onderbouwing niet zoals hij hem graag wil hebben. Aan
de orde is de principiële vraag of hier nu sprake is van een commissie conform
artikel 62, lid 1. Hij is er van overtuigd dat het voor de gasten op de publieke
tribune een discussie zal zijn die praktisch niet te volgen is maar dat brengt
nu eenmaal het raadswerk met zich. Artikel 62, lid 1 zegt dat adviescommis
sies uitsluitend aan het college van burgemeester en wethouders of aan de
burgemeester door het college van burgemeester en wethouders onderscheiden
lijk de burgemeester worden ingesteld. Artikel 62, lid 2 zegt dat de instelling
van vaste commissies van advies en bijstand aan het college en de regeling
van haar bevoegdheden en samenstelling geschiedt door de raad op voorstel
van het college van burgemeester en wethouders. Dat zijn de twee artikelen
waaromtrent verschil van mening is. Verschil van inzicht tussen de raad en
het college. Door de raad is naar voren gebracht met een bepaalde argumenta
tie de vastheid van de commissie en het daarom een commissie ex artikel
62, lid 2 zou zijn. Hij wil nu de argumentatie aangeven waarom naar het
gevoelen van het college de verkeerscommissie een commissie is ex artikel
62, lid 1. Een essentieel element in het geheel is de instelling. Deze instelling
dient zonder meer gerespecteerd te worden. Is deze instelling geschied door
het college of de raad? Het antwoord is gegeven door het college van burge
meester en wethouders en wel op 22 november 1974. De eerste bijeenkomst
vond plaats op 22 januari 1975. Het college heeft mededeling gedaan van
de instelling van de commissie aan de raad op 30 januari 1975. De raad heeft
dit stuk voor kennisgeving aangenomen. Dit betekent - hoewel niet vereist
en niet nodig - als het ware een autorisatie in materiële zin van deze commis
sie. Wijziging van de samenstelling van de commissie - elke vier jaren nieuwe
leden of herbenoeming van de leden - is geen wezenlijk iets want dat berust
op de grondslag van het besluit van burgemeester en wethouders van 1974.
Tweede punt is een tijdelijke of een vaste commissie.
Indien een commissie, ingesteld conform artikel 61, lid 1 slechts zou betreffen
een tijdelijke commissie, dan zou de burgemeester alleen een commissie ad
hoe kunnen en mogen hebben. Deze redenering is én onjuist én door eenieder
thuis in gemeenterecht, terecht erkend. Dit artikel 61, lid 1 betreft nu niet
-7-