alleen vaste commissies voor de burgemeester maar ook voor het college van burgemeester en wethouders. Ook burgemeester en wethouders kunnen dan ook voor niet-aflopende zaken vaste commissies instellen. In deze geldt (wat in rechtskringen wordt genoemd) het ruimheidsbeginsel. Vrij vertaald de vrijheidsruimte die een college van burgemeester en wethouders moet hebben, evenals de raad en ook een burgemeester wanneer men optreedt als orgaan in een gemeente. Het volgende punt is de tijdelijkheid van de com missie wat ook naar voren is gebracht. De tijdelijkheid behoeft beslist geen grondslag te heben op een bepaald tijdvak, doch is met name gelegen in de problematiek, welke wordt voorgelegd. Is die problematiek van tijdelijke aard en is het probleem opgelost, dan is het hebben van zulk een commissie niet zinvol meer en wordt die commissie opgeheven. Dat is hier niet het geval. Een volgend punt wat enigszins moeilijker wordt misschien, is het gestelde sub artikel 209 onder s van de Gemeentewet. Artikel 209 van de Gemeentewet geeft de bevoegdheden en taken aan die zijn voorbehouden aan het college van burgemeester en wethouders. Onder s van dat artikel 209 staat, dat tot de taak van het college van burgemeester en wethouders behoort het behoorlijk voorbereiden van alles wat aan de raad wordt voorgelegd. De wijze waarop die voorbereiding plaats vindt en de aard van de adviezen, welke in dat verband nodig worden geacht, is bij uitsluiting van anderen een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders. Dit wordt nog versterkt, wanneer men spreekt over commissies van advies en bijstand, die in artikel 62, lid 2 worden genoemd. Deze kunnen derhalve slechts alleen op voorstel van burge meester en wethouders door de raad worden ingesteld. Als burgemeester en wethouders geen medewerking willen verlenen kan dat niet. Hij verwijst in dit verband voorts naar artikel 63, lid 2 Gemeentewet. De bevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders kunnen niet anders dan op voorstel van datzelfde college worden overgedragen. In artikel 63 wordt de overdrachtssfeer gecreëerd, die is gehanteerd, als hij het wel heeft, bij de Eikeboscommissie. Dus het overdragen van bevoegdheden van de raad naar die commissie. De bevoegdheden van het college van burgemeester en wethou ders kunnen alleen, krachtens artikel 63, lid 2, door datzelfde college worden overgedragen en door geen ander college. In dat kader attendeert hij de raad weer op artikel 209 sub s der Gemeentewet. Concluderend wat dit betreft kan de raad uitsluitend en alleen op voorstel van het college van burgemeester en wethouders bevoegdheden van dat college toekennen aan een commissie. Zulks geldt overigens voor alle commissies die door de raad in deze worden ingesteld. Het volgende punt commissies van advies en bijstand. Het geven van advies is een vrijblijvende aangelegenheid en kan zowel gevraagd als ongevraagd gegeven worden. Komt men op bijstand, dan duidt dat op een nauwere betrok kenheid van de commissie bij de beheersdaden. Dit speelt niet bij de verkeers- commissie. De raad kan altijd ten behoeve van de beoordeling van voorstellen van burge meester en wethouders eigen commissies van advies instellen; die men ook kent in de gemeente Prinsenbeek. De raad heeft commissies van advies inge steld ter beoordeling van de voorstellen die het college iedere maand aan de raad voorlegt. Dan komt hij op de drie bestuursorganen die een gemeente kent en die een gemeente onderscheidt van het rijksniveau, waar het dualisme telt: dus parlement en kabinet. De gemeente kent drie bestuursorganen: name lijk de raad met eigen plichten en eigen bevoegdheden, het college van burge meester en wethouders met eigen plichten en eigen bevoegdheden en de burge meester met eigen plichten en bevoegdheden. Essentieel daarbij is dat burge meester en wethouders voortkomt uit de raad. Dat is niet het geval op rijksni veau. De taken en de bevoegdheden van de drie bestuursorganen op lokaal niveau zijn door de Gemeentewet en administratieve wetten daarop juist

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1984 | | pagina 118