in de aanhef door het college tot uitdrukking werd gebracht dat het niet
persé noodzakelijk was om de Welzijnsraad door de raad te laten instellen,
maar dat het college het voor het belang van de zaak heel nuttig achtte.
De voorzitter concludeert dat het college aan het werk zal gaan om bij de
raad een voorstel in te dienen, gelet op de intentieverklaring, om alsnog mee
te gaan met die intentieverklaring.
De heer Lodewijks zegt dat zijn fraktie tegen is omdat er geen redenen zijn
om die intentie mee te geven. Men is bovendien ook tegen het voorstel voor
wat betreft het onderdeel Eikebos.
De voorzitter zegt dat dit zo in de notulen zal worden vastgelegd.
Wethouder Dirven concludeert dat de leden van de raad die het voorstel hebben
ingediend, geen reden hebben gevonden om nog nader toelichting te geven.
De consequentie daarvan is, en dat wil hij de raad ter kennis brengen, dat
enkele leden uit met name de Welzijnsraad reden hebben om zich op hun
lidmaatschap te beraden. Bij de volgende gemeenteraadsvergadering zal daar
over meer informatie gegeven worden.
De heer Jansen vindt het toch wel belangrijk om daarover op te merken dat
men zich dan ziet als een politieke commissie en niet als een adviescommissie.
Wethouder Dirven bestrijdt dit ten sterkste. Men is door de politiek in deze
situatie terecht gekomen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt
overeenkomstig het voorstel van
burgemeester en wethouders besloten
voor wat betreft de verordeningen op de
Eikeboscommissie en de Welzijnsraad.
Voor wat betreft de verkeerscommissie
wordt het college uitgenodigd zich na
der te beraden over de wettelijke
grondslag. De P.v.d.A. -fraktie wordt
geacht te hebben gestemd tegen het
voorstel voor wat de Eikeboscommissie
betreft, alsmede tegen de uitnodiging
aan het college omtrent de verkeers
commissie.
6. Nota inzake gemeentelijk subsidiebeleid.
De heer Jansen spreekt een woord van erkentelijkheid jegens de welzijnscommis-
sie die zich aan deze problematiek heeft gewaagd en met een stuk op tafel
is gekomen wat in ieder geval qua gedachte en uitgangsmogelijkheid een discus
sie waard is. Hij wil er wel iets aan toevoegen, zonder dat hij direct zelf
aan kan dragen hoe het dan wel moet. Het wegingsmechanisme wat het college
meent te hebben opgebouwd en waar mee gewerkt gaat worden en aan getoetst
moet worden is geen objectief mechanisme. Hij wil ervoor waarschuwen dat
het college wat de wegingen betreft straks gewoon weer op de oude voet
bezig zal zijn, zodat het college toch bepaalde zaken subjectief zal moeten
inschatten. Wanneer men dit nu voordraagt alsof men nu iets gevonden heeft
zoals het ei van Columbus, dan is hij van mening dat het het college niet
veel zal helpen. Er zullen altijd nog noemers en tellers komen die op een
gegeven moment problemen op zullen leveren. Zodoende komt men dan tot
een andere eindconclusie dan men oorspronkelijk dacht te hebben. Het gevonden
systeem is erg ingewikkeld. Door de ingewikkeldheid komen zoveel mogelijkhe
den van subjectieve interpretatie om de hoek kijken dat wat het college meent
van de grond gebracht te hebben later moeilijker zal werken als dat het college
nu denkt. Hij is zelfs bang dat het wegingsmechanisme van het college, waar
bepaalde elementen aan ten grondslag liggen, het risico inhouden van een
soort verstarring. Nieuwe ontwikkelingen zullen waarschijnlijk veel moeilijker