worden opgevangen als bestaande ontwikkelingen accepteren en evalueren. Nieuwe ontwikkelingen zullen door het recht van de twijfel onvoldoende tot hun recht komen in de uitwerking en waarschijnlijk daarmee bepaalde subsidie categorieën tot een onevenredige mogelijkheid van verstarring leiden. Hij is het niet helemaal met het college eens om jaarlijks een bepaald subsidie plafond vast te stellen en dat op grond daarvan terugredenerend bekeken wordt wat dan bepaalde groeperingen binnen dit wegingsmechanisme aan subsi dies ten deel zal valien. Hij is bang dat wanneer puur vanuit het subsidiepla- fond wordt geredeneerd, dit wegingsmechanisme wordt toegepast, het het ge makkelijkste is er jaarlijks maar eens 5% vanaf te halen, omdat het erg moeilijk gaat met de financiën. Dan moet de groep die zich over het mechanisme buigt maar uitmaken waar de klappen vallen. Dat hoort men dan wel en men heeft er weinig mee te maken. En als de klap dan gevallen is, dan neemt hij aan, hoeft men dat in eerste instantie niet uit te spreken. Er komt wel een brief en als die heel lief gesteld is, dan wordt het subsidieplafond doorbro ken en krijgt die groep weer wat zij vroeger had, namelijk 5% boven het vastgestelde. Het mechanisme bij voorbaat koppelen aan het plafond en dan te gaan rekenen vindt hij hoogst gevaarlijk, hoogst onaangenaam en hij denkt ook dat het college daar weinig good-will door zal verkrijgen. Waarschijnlijk is het op een gegeven moment een onmogelijke taak voor de welzijnscommissie om binnen een plafond te moeten gaan schipperen en velen moeten worden teleurgesteld. Hij is er geen voorstander van om de zaak straks af te wikkelen aan de hand van plafonds. Het hele subsidiebeleid nog eens bekijkende laat het college al in de eerste aanzet foutjes insluipen. Namelijk daar,waar het college zegt dat de zaak gecategoriseerd is in tien sectoren. Hij kan er al twee uithalen die in een sector vallen waar ze niet thuishoren maar die niet onder de tien zitten. Bijvoorbeeld de volksfeesten en de Streek-V.V.V. De laatste is in feite niet als zodanig vormgegeven en een overeenkomst tussen gemeenten is in feite geen sport- en recreatiezaak. Dat zijn keiharde economi sche gegevens evenais een volksfeest dat wordt gegeven uit economische motieven. Wanneer het college daar subsidies aan gaat verstrekken dan is het college bezig zich te bewegen op het economische vlak. Het laatste beleids rapport van de Streek-V.V.V. blijkt een zuiver economische evaluatie van zaken. Wanneer het college dat doet moet dat op een andere manier. Deze twee horen zelfs niet in het subsidiebeleid thuis maar in werken. Wat is het waard dat zowel het ondernemerschap in de gemeente floreert en gemaximali seerd wordt door de mogelijkheid van arbeidsplaatsen. Of dat hier onderge bracht moet worden is voor hem de vraag. Hij hoeft daar geen antwoord op te hebben want er zijn nog zoveel mogelijkheden waarbij intern door de Welzijnsraad nog over van gedachten gewisseld moet worden. Deze zaken op een rij zettend moet hij uitdrukkelijk stellen dat hij respect heeft voor het voorstel wat op tafel ligt. Zijn bezwaren zijn dat a. het te uitvoerig is, b. het te ingewikkeld dreigt te worden en c. er toch nog veel te veel subjec tieve elementen bij zullen komen die individuele bijsturingen in de loop van het jaar noodzakelijk zullen maken. Daarom wil hij toch vragen of het niet wat rechtlijniger en eenvoudiger zou kunnen met alle respect voor hetgeen gepresteerd is. Het is een erg moeilijke materie en het is helemaal geen schande wanneer men er niet de allereerste keer uitkomt. De heer Lodewiiks zegt dat de omvang van het voorstel al voldoende aanleiding geeft om de laatste woorden van de heer Jansen te onderstrepen, dat het een erg moeilijke materie is. Hij heeft de behoefte om zijn bewondering tot uiting te brengen voor hetgeen er in een paar maanden tijd gepresteerd is met inschakeling van de Welzijnsraad. Hij vindt het voorstel dat het college aan de raad voorlegt een bewijs dat een zeker verband tussen het dagelijks gemeentebestuur en de Welzijnsraad z'n vruchten kan afwerpen. Er wordt over subsidieplafonds gesproken. In de commissie is al tot uitdrukking gebracht dat hij die gedachte op zichzelf wei juist vindt. Dat heeft een zekere conserve-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1984 | | pagina 122