-19- taat. Als nu een panel zou worden ingebouwd, naast hetgeen het college met de Welzijnsraad, die alles bestudeerd hebben met inzage van alle stukken en het wordt door 15 mensen uit de gemeente bekeken dan zou het misschien weieens leerzaam kunnen zijn om in te schatten of men nu met subjectieve dan wel met objectieve zaken bezig is. Het is een spel, maar het is de moeite waard om het uit te proberen. Als het uitgeprobeerd is dan valt pas enigszins te zeggen of het klopt. Daarom stelt hij voor op dit moment niet verder te gaan dan een intentieverklaring ten opzichte van A., 6. en C. en dat de definitieve vormgeving van A., B. en C. straks nog een invulsom wordt wanneer het college iets meer weet over de uitkomst. De heer Lodewijks zegt zich aan te sluiten bij hetgeen door de heer Jansen is gezegd, uitgaande van de veronderstelling dat het college de raad niet meer gevraagd heeft dan om een intentieverklaring uit te spreken. Aan de commissie van wijzen heeft hij nu niet zo direct behoefte, omdat de Welzijns raad die bevoegdheid van de raad heeft gekregen. Dat zijn een aantal mensen die geacht worden een onafhankelijk oordeel te kunnen uitspreken. De heer Jansen zegt dat dat niet de bedoeling is, maar om te zien of als het de eerste keer wordt toegepast door de commissie eens anderen te vragen over hun oordeel en of daar nu gelijkluidende zaken uit komen of dat ingezete nen blijk geven het niet te begrijpen. De heer Lodewijks zegt dat het als zodanig dan een goed voorstel is, want dat heet in de sociale wetenschap 'kruisvariatie". Iedere fraktie heeft duidelijk naar voren gebracht dat het vermoeden bestaat dat er nog veel geëxerceerd zal moeten worden. Het zal moeilijk blijven, want het blijft de vraag of als een commissie van wijzen gisteren de voetbalwedstrijd Spanje-Frankrijk gezien had en men hen zou voorleggen wie van de twee nu het best gevoetbald had, aan de hand van een aantal criteria zoals tactisch concept, de mate waarin van pioeggeest sprake is, de aantrekkelijkheid van het ontplooide spel en de doeltreffendheid waarmee gespeeld is, en dat de commissieleden laten scoren op deze subjectiviteit, dan zit het er wel in dat daar een oordeel uit komt wat eensluidend is. Dan blijft nog de vraag of Spanje inderdaad beter gevoetbald heeft dan Frankrijk, ook al vinden vijf van de zes leden dat. De heer van der Kooij zegt dat het veel werk en inzet vereist om dit allemaal uit te werken. Hij waardeert het dat de welzijnscommissie haar tijd daaraan wil opofferen. Het kan misschien eenvoudiger en dat is misschien ook de eindconclusie straks, maar hij wil het college er niet van weerhouden om het hele karwei te klaren. De indeling in tien categorieën lijkt hem iets te veel. Maar als die categorieën gebruikt worden om op twee normen te wegen dan zou het toch wel leuk zijn ais het college in de volgende vergadering aan zou kunnen geven welke de hoofdnormen in die categorieën kunnen zijn, want daarover kan men wei van oordeel verschillen. Wat de subsidieplafonds betreft weet hij niet wat precies de gevolgen zouden zijn van het instellen van een plafond per categorie en daarom zou het erg prettig zijn als het college dat zou willen onderzoeken. Voorts heeft zijn fraktie geen moeite met het akkoord gaan met de intentie van het college. De heer van den Bliek zegt dat zijn vraag omtrent het instellen van beroep niet is beantwoord en misschien kan dit in tweede termijn. Ook is het hem nog niet helemaal duidelijk hoe de weging in tweede instantie straks gaat gebeuren. Bestaat daar al een bepaald idee over? Twee ideeën zijn al door hem aangegeven. Hij vraagt zich af of het niet mogelijk is om binnen de Welzijnsraad met verschillende systemen te werken door op punten te waarde ren, positief en negatief te wegen, danwel dat minimaal aan een aantal criteria moet worden voldaan en als er een aantal dezelfde gevallen zijn dan kunnen er secundaire criteria worden gehanteerd. Het is niet zinvol om zich op één systeem vast te prikken en gelijk het resultaat heilig te verklaren. Eventueel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1984 | | pagina 129