-23-
weest zou zijn op dit gebied, hoewel dat niet verplicht is. Dit wordt door
betrokkene ten stelligste ontkend en het kan dus wel degelijk zo zijn dat
hij een kat in de zak heeft gekocht. Het kan dan best zo zijn dat het wettelijk
correct is en dat die man zich maar op de hoogte had moeten stellen, doch
hier speelt ook mee dat hij kennelijk gedacht heeft dat als hij een tuincentrum
kocht en dat in beperkte wijze uitoefent, hij nog steeds onder dezelfde bestem
ming zou vallen. Overigens is het slopen van de kassen gebeurd uit de overwe
ging dat ze zo slecht waren en ook bij navraag bij soortgelijke ondernemers.
Dat het zo wordt gezien dat wat hij nu doet zoiets is als vrij tuinieren, dan
stelt spreker daar tegenover dat het werk waar hij nu mee bezig is door
een buitenstaander ook als vrije tijd kan worden gezien. Het zou heel goed
kunnen zijn dat de betrokken ondernemer het helemaal niet ziet als vrije
tijdsbesteding maar juist als opbouw van zijn toekomstig bedrijf of ais uitbouw
van zijn huidige bedrijf. Dat het een hoofdberoep moet zijn wenst hij
ook te bestrijden. Is het een hoofdberoep wanneer die man in beide dingen
evenveel doet? Hij vindt dat geen waardevol argument. Kortom hij blijft
op zijn standpunt staan dat dit bezwaar gegrond zou moeten worden verklaard.
De heer Vissers wil niet op het inhoudelijke ingaan en staat achter het onge
grond verklaren. Het gaat hem meer om die 400 m3.
Ook burgers in het Buitengebied leven in 1984 en niet meer in de tijd dat
dit is vastgesteld. Daarom wil hij het college verzoeken in de commissie
ruimtelijke ordening te bespreken of die voorschriften verruimd kunnen worden.
De raad zit nu echter gevangen in haar eigen voorschriften.
De heer van der Westen zegt dat hij het volledig eens is met het betoog
van de heer van der Kooij want die heeft de vinger op de gevoelige plaats
gelegd. Het is namelijk zo dat van een beginnend ondernemer niet kan worden
verlangd dat hij van de ene op de andere dag een volwaardig ondernemer
is, want dat gaat stapsgewijs. Daarbij komt dat het verzoek zeer weinig heeft
uit te staan met zijn bedrijfsvoering, maar met de bewoonbaarheid van de
woning.
De voorzitter zegt dat hij in tweede termijn geen nieuwe argumenten heeft
gehoord die er voor zouden pleiten om alsnog tegemoet te komen aan de
wens van betrokkene. Reclamant is in ieder geval nog geen tuinder conform
de bepalingen zoals die gehanteerd worden. Het verzoek van de heer Vissers
wil hij wel aan de orde stellen in de commissie ruimtelijke ordening, onder
de voorwaarde dat het pas ter sprake wordt gebracht als binnenkort de uit
spraak van de kroon op het bestemmingsplan Buitengebied binnen is.
De heer Vissers zegt dat het eerder is gebeurd dat in bestemmingsplannen
die nog niet volledig zijn goedgekeurd toch al wijzigingen werden aangebracht.
In dit geval zou dat ook kunnen.
De voorzitter zegt dat het bestemmingsplan Buitengebied bij de kroon ligt
en een wijziging van het bestemmingsplan Buitengebied een maand of twee
geleden door de raad is vastgesteld. Als de procedure wordt doorkruist dan
zijn de consequenties niet te overzien. Hij wil overigens ook het advies hebben
van de stedebouwkundige.
De heer de Hoon zegt dat in de vorige raadsperiode de bestemmingsbepalingen
in het buitengebied nog zijn verruimd tot 400 m3. Juist omdat toen de raad
zo bang was dat burgers zich zouden vestigen in het buitengebied. Er is bewust
daarom een splitsing gemaakt bij 400 m3.
De heer Vissers zegt bij interruptie dat wat de heer de Hoon zegt niet precies
klopt. De burgers die op dit moment in een huis wonen van minder dan 400 m3
of tot 400 m3 zijn burgers en als zij in een grotere woning zitten dan blijven
het burgers. Dat maakt niets uit.
Zonder hoofdelijke stemming wordt
vervolgens conform het voorstel van
burgemeester en wethouders besloten.
De heren van der Westen en van der
Kooij worden geacht te hebben tegen
gestemd.