De voorzitter kan alleen maar zeggen, dat er bezwaren zijn ingediend en dat Gedeputeerde Staten de gemeente hebben gevraagd om advies en inlichtin gen. Dat antwoord is verzonden. Gedeputeerde Staten hebben een bepaalde periode, waarbinnen een besluit genomen moet worden. Die beslissing gaat buiten het college om en men kan daar geen invloed op uitoefenen. De heer Vissers zegt dat bij de woorden over de scouting enkel gesproken wordt over een tijdelijke voorziening, maar zijn fraktie bedoelde een blijvende. Volgens hem is dit reeds eerder toegezegd. De heer Houtepen geeft dit toe. Uitvoerig is besproken in de commissie openba re werken hoe een en ander in zijn werk zal gaan en er zijn dus wat dat betreft geen onduidelijkheden bij het college. De voorzitter meent de heer Jansen goed begrepen te hebben dat het college geadviseerd wordt te overwegen als de realisatie van het plan niet vlot genoeg plaats vindt via verkoop aan de eigen inwoners conform het puntensysteem, dat eventueel ook uit financieringsoverwegingen naar andere gegadigden worrdt gezocht. Dit is een principiële zaak, waarover ook de raad zich zal moeten uitspreken. Als de raad het goed vindt zal hij dat in de commissie ruimtelijke ordening bespreken. Bij Staart II speelde dit ook. Toen heeft de raad gezegd dat het overgelaten kan worden aan de commissie ruimtelijke ordening, die het hele proces op de voet volgt. Als bijvoorbeeld de aannemers de complexen in de vrije sector niet helemaal gelijktijdig kunnen realiseren omdat er via het puntensysteem te weinig gegadigden zijn, dan moet de commissie ruimtelijke ordening de "Machtiging" van de raadhebben om haar gang te gaan. Als de raad zich daarmee kan verenigen dan krijgt het college wat speling samen met de commissie ruimtelijke ordening. De heer Lodewijks kan zich daarmee verenigen. Echter er bestaat toch een belangrijk verschil tussen Staart II en Moleneind. Bij Staart II is daar eerst over gesproken, toen bleek dat de woningen niet aan onze eigen inwoners verkocht konden worden. Wat betreft Moleneind staan we pas aan het begin. En dan moet nog maar eens blijken, dat dit nu niet het geval is. Als de clausule "dan nadat is gebleken dat" niet wordt opgenomen en gehandeld wordt conform wat de heer Jansen wil, dan wordt het hele plan op zijn kop gezet. De voorzitter zegt dat het gemeentebestuur zich moet houden aan het richtge tal dat op het ogenblik 70 tot 75 is. Omdat praktisch de laatste jaren maar de helft is gebouwd, kan geteerd worden op de reserve. Er is echter 20% afgehaald van de sociale sector tot 1990/1991. Tot die tijd moet de gemeente Breda nog 4.500 woningen bouwen om de Haagse Beemden vol te krijgen. Dan kan de raad er op rekenen dat a. het richtgetal voor de gemeente Prinsen beek omlaag gaat, wat consequenties heeft voor de gemeente en b. dat in de sociale en premie sector moet worden gedrukt. En als je dan met de aanne mers in goed overleg kunt bereiken dat er goede woningen kunnen worden gebouwd die financieel acceptabel zijn voor een groot gedeelte van onze bevolking en dan het overschot nog eventueel kan slijten aan niet-inwoners, dan kan het financiële plaatje op gelijk niveau gehouden worden. De heer Lodewijks kent de feiten waarop de voorzitter doelt. Hij is het er ook mee eens dat een zodanig beleid gevoerd moet worden, maar heeft er bezwaar tegen dat alleen de financieringsgrondslag van het plan de reden is voor een zodanig beleid. De voorzitter zegt dat als er door Eurowoningen 14 mooie woningen gebouwd worden waarvan er 9 verkocht worden aan inwoners en er kunnen 5 mensen van buiten worden aangetrokken, dan wordt daardoor niet alleen de financiering extra geholpen, maar kan ook de zaak ineens worden gebouwd. Het standpunt van de heer Lodewijks is dat die 5 woningen pas worden ver kocht aan anderen, als er geen 5 gegadigden uit de eigen gemeente gevonden kunnen worden. -10-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1984 | | pagina 13