Mededelingen over de Gewestraad Breda.
5. Voorstel tot vaststelling van de woningbouwplanning en planning woningver
betering voor de jaren 1985 tot en met 1989.
m
-6-
Er zijn noch schriftelijke, noch mondelinge mededelingen te doen.
De heer Nagelkerke zegt dat het in het verleden zo was, dat bij een planning
op langere termijn bleek dat er altijd 10% van de te bouwen contingenten eigen
lijk bedoeld was voor de groeistad Breda. Hij wil graag weten of de cijfers
genoemd worden ex- of inclusief die 10% zijn.
Op langere termijn, en dan met name in het bestemmingsplan Moleneind, staan
in 1987 25, in 1988 12, en in 1989 10 H.V.A.T. woningen gepland. Het zou
kunnen dat die op dat moment zeer hard nodig zijn maar toch wil hij vragen
om dit kritisch te bekijken en de mogelijkheden in de gaten te houden om
eventueel tijdig bij te sturen naar een ander type woning.
Er zijn 13 inschrijvingen voor de huursector in verband met echtscheidingen.
Vaak is dat al problematisch en vervelend genoeg op zichzelf maar toch moet
zo'n geval op zijn merites worden bezien, opdat niet automatisch deze mensen
voorrang krijgen op wie dan ook. Ook jonge mensen willen graag een woning
betrekken. Die mensen, die een inkomen hebben van ongeveer 5 a 6 of 7 duizend
gulden in de maand en die toch een woningwetwoning willen moet men er
op attenderen dat een koopwoning met zo'n salaris tot de mogelijkheden be
hoort. Als er woningwetwoningen in een straat verbeterd worden en een aantal mensen
hebben indertijd zo'n woning van de gemeente gekocht, dan betekent dat,
dat van een rij huizen 2 of 3 eigen woningen zijn, die ook gerenoveerd en
verbeterd kunnen worden, zouden die dan meegenomen kunnen worden. Neemt
het college dan het initiatief of wacht men op reacties van de bewoners.
De heer van der Westen zegt dat hem bij de vaststelling van de woningbouw-
planning voor de komende jaren opgevallen is dat er geen bejaardenwoningen
vermeid staan. Een bejaardenwoning is echter ook een woningwetwoning. Hij
wil daar graag meer informatie over.
Zeker omdat het gaat over de periode 1984 tot 1989, waarin nogal het een
en ander kan gebeuren.
De heer van den Bliek zegt dat, wanneer het aantal geregistreerde kandidaten
gesteld wordt tegenover de geplande woningbouw, geconstateerd moet worden
dat het de gemeente voorlopig niet zal lukken om in de natuurlijke behoefte
te voorzien. Hij vindt dat een jammerlijke en zorgelijke zaak. Temeer daar
het afgelopen jaar door het ministerie, ais men de cijfers nader beschouwt,
ongeveer de helft van het aantal aangevraagde woningen is toegewezen. Daaren
boven worden nog extra kortingen toegepast of zuilen worden toegepast. Er
is een bepaalde prognose opgesteld, uitgaande van het richtgetal en aangevuld
net de opgelopen achterstand over de afgelopen 5 jaren. Hij gelooft dat het
een redelijke en harde onderbouwing is. Maar als men dan verneemt dan sommige
gemeenten in de regio hun woningbouwprogramma gaan opschroeven om zodoende
bij de procentuele toewijzing toch een redelijk aantal woningen te verkrijgen,
dan zal die overvraging toch ten koste gaan van de aanvragen van andere
gemeenten zoals Prinsenbeek. Is dit correct? Als het waar is, dan vraagt
zijn fractie zich af of men op deze wijze objectief bezig is en er bezwaar
moet worden aangetekend tegen het geldende richtgetal. Hij wil hierover graag
het standpunt van het college.
De voorzitter zegt dat er geen rekening wordt gehouden met welke korting
dan ook. Als er gekort wordt dan zal men dat wel merken bij het overleg
met de H.I.D. volkshuisvesting. Elk jaar schuift de planning één jaar op. Het
behoefte-element voor 1985 is bekend. 1989 ligt nog vrij ver voor ons. Volgerd
jaar wordt opgeschoven van 1986 naar 1990. Dit wordt bijgehouden en de ge
dachte die door de heer Nagelkerke naar voren is gebracht wordt medegenomen.
Ieder jaar worden er vrij uitgebreide vragenlijsten rondgezonden. Het gemeente
bestuur heeft een goed inzicht in de totale behoefte in deze gemeente en