-14- 13. Voorstel tot benoeming en herbenoeming van leden van de Stichting Gertru- disoord. De voorzitter constateert dat over de eerste kandidaat, de heer Hermans, geen verschil van mening bestaat. De tweede kandidaat door Gertrudisoord aangedragen is de heer Rasenberg. Het college heeft in afwijking daarvan het voorstel gedaan aan de raad om mevrouw Hopmans-van Meer te benoemen. Als motief daarvoor geldt dat er een dame is uitgetreden en gelet op de emancipatie er ook een dame in terug moet keren. Er leven echter ook andere gedachten. De heer Jansen zegt dat bij nadere informatie bleek dat zijn fraktie geen enkele moeilijkheid heeft met het standpunt van het college om een dame door een dame te vervangen, ware het niet dat hier iets anders aan de hand is. De heer Rasenberg heeft namelijk bij de drie of vier voorgaande benoemin gen gefungeerd als tweede man. In een later stadium heeft de heer Rasenberg te kennen gegeven het erg op prijs te stellen om nu eens een keer op de eerste plaats te komen en ook werkelijk benoemd te worden. Toen is toegezegd door het bestuur van Gertrudisoord om bij de eerstvolgende vakature de heer Rasenberg als eerste te plaatsen, zich daarbij helemaal niet realiserende, dat wanneer er een dame zou uittreden er zich moeilijkheden zouden kunnen voordoen. Zijn fraktie is daarom van mening dat in dit uitzonderlijk geval het voorstel van het stichtingsbestuur moet worden overgenomen en de heer Rasenberg te benoemen. Daarbij wetende dat inmiddels door datzelfde stich tingsbestuur een besluit is genomen dat in ieder geval op de volgende voor dracht een dame nr. 1 zal zijn. Zodoende kan wat ongewild scheef gegroeid is, weer recht worden getrokken. De heer Lodewijks is het niet duidelijk waarom het collegevoorstel afwijkt van wat de Stichting Gertrudisoord wil. Hij leest in het voorstel dat er twee kandidaten worden voorgedragen en dat het college duidelijk maakt dat aan één van de twee kandidaten onder de gegeven motieven de voorkeur wordt gegeven. Zijn fraktie vindt het nu een beetje laat om in het openbaar over het voor en tegen van beide kandidaten te spreken. Zijn fraktie stelt zich op het standpunt dat daarom bij voorkeur het voorstel van het college gevolgd moet worden. De heer Schreiner steunt, gezien het betoog, het voorstel van de heer Jansen. De heer van der Kooij zegt dat zijn fraktie ook van mening is dat het voorstel van de heer Jansen gesteund moet worden. De heer van der Westen merkt op dat in het verleden het altijd zo was dat degene die nummer één stond niet zonder meer beloofd kon worden dat men in het stichtingsbestuur zou komen, want de gemeenteraad besüst. Maar het is altijd wel zo geweest dat degene die nummer twee stond wel werd toegezegd dat men volgende keer nummer één zou worden, en dan moet men afwachten of de gemeenteraad die persoon zal kiezen. De heer Rasenberg is hetzelfde toegezegd, dus het zou wel eerlijk zijn als de heer Rasenberg thans benoemd zou worden. De voorzitter zegt dat de brief van het stichtingsbestuur van 21 december geen enkel misverstand laat bestaan dat het bestuur de voorkeur geeft aan de heer Rasenberg. De tekst spreekt voor zich, want er staat in die brief "waarbij onze voorkeur uitgaat wegens eerdere afspraken, naar de eerste kandidaat de heer Rasenberg". Het betoog van de heer Jansen heeft het college overtuigd. Men vertrouwt erop dat de eerstvolgende vakature vervuld zal gaan worden door een dame. Het college heeft daarom geen problemen om dit verderstrekkend voorstel over te nemen. De heer Lodewijks wil de discussie voor wat dat betreft kort houden doch hij constateert alleen dat in het voorstel alleen maar twee platte streepjes staan en dat is voor hem een soort ex aequo notering. Er staat niet 1 en 2, dus hij kan uit het voorstel niet opmaken of dat de heer Rasenberg 1 en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1984 | | pagina 17