-13-
De heer Dirven zegt dat rekening is gehouden met de herindeling van de func
ties en taakstellingen van de gemeente. Niet alles is natuurlijk te voorzien,
maar het is in ieder geval wel zo ingedeeld dat voor eventuele uitbreiding
van taken ruimte is en bij inkrimping eveneens. De leerling-bouwplaats is
afhankelijk van de aannemer. Er is wel een stichting leerling-bouwplaats in
Breda die bepaalde projecten onderhanden heeft. Er is al kontakt geweest
met die stichting over het participeren van één of twee leerlingen van het
leerling-stelsel in de verbouw.
De heer Lodewijks oppert de mogelijkheid om de aannemer zo mogelijk deze
conditie mee te geven als één van de voorwaarden waaronder de bouw gegund
wordt.
De heer Dirven zegt dat dit eventueel wel kan. Het zou dus gaan over twee
leerling-bouwplaatsen die erg belangrijk zijn voor het leerlingstelsel. Er moet
echter een erkende leermeester zijn binnen het aannemersbedrijf.
Zonder hoofdelijke stemming wordt
vervolgens conform het voorstel
van burgemeester en wethouders
besloten.
8. Voorstel tot verfijning van de gronduitgifteregelinR.
De voorzitter zegt dat deze verfijning geen wezenlijke verandering inhoudt
ten opzichte van het huidige systeem. Het betreft enkel een nieuw element
in de voorrangsregeling. In het voorstel onder 5, eerste regel, zou moeten
worden toegevoegd achter het woord en "of". Datzelfde moet aangevuld worden
in artikel 7a. van het concept-besluit. Vanuit de commissie ruimtelijke ordening
is een voorstel aangaande het gestelde in het concept-besluit onder punt A,
lid 2. Dat zijn de uitzonderingen. Het gaat over het feit dat kinderen die gaan
studeren of in militaire dienst zijn geacht worden inwoner van deze gemeente
te blijven. Dit voorstel neemt het college volledig over. "In een andere gemeen
te woonachtig" moet geschrapt worden en in plaats daarvan moet de tekst
worden opgenomen zoals die op bladzijde 2 van het verslag van de openbare
commissievergadering ruimtelijke ordening staat vermeld.
De heer Lodewijks verklaart zich akkoord als het college dit overneemt. Een
heel belangrijke vraag die maar niet beantwoord kan worden is de vraag: wan
neer is men nu een Prinsenbekenaar? Anders gesteld; hoe lang moet men nu
in Prinsenbeek wonen om Bekenaar genoemd te worden? Een concrete vraag
is dus of iemand die 20 jaar in Prinsenbeek woont, minder Bekenaar is dan
iemand die er "25 jaar woont. Wat dat betreft persisteert zijn fractie toch
bij de gedachte om ergens die puntentelling te doen ophouden. Als iemand
15 of 20 jaar in Prinsenbeek woont, mag men toch aannemen dat zijn inwoner
schap in voldoende mate meegeteld wordt voor de toewijzing van een woning.
Dan heeft hij er persoonlijk geen behoefte aan om mensen die hier langer
wonen nog extra te doen onderscheiden van mensen die er ook al lang, maar
iets korter wonen. Zijn voorstel is om het voorstel van het college in die zin
te amenderen dat er een bepaald maximum wordt gesteld bij de puntentelling
die mensen verkrijgen door het feit dat zij inwoner van Prinsenbeek zijn.
De voorzitter constateert dat méér leden dit punt ondersteunen en als zodanig
onderdeel van de beraadslaging kan zijn.
De heer Nagelkerke zegt dat zijn fractie akkoord gaat met het voorstel zoals
dat nu ter tafel ligt inclusief de aanvulling van punt 5 zoals dat door de voorzit
ter is verwoord. Het systeem kan nooit verfijnd genoeg zijn voor de mensen
die voor een woning in aanmerking komen. Hij heeft twee opmerkingen die
wel in de commissie zijn besproken maar niet zijn genotuleerd. Dat zijn extra
punten onder g. Als iemand afvalt of uitloot dan krijgt men de volgende keer
drie punten extra. Hij zou graag zien dat als iemand twee maal uitloot hem
tweemaal drie punten worden toegekend. Zijn fractie had ook nog gevraagd