-15-
zoals degenen die economisch gebonden zijn. Is het echter op een bepaald
moment zo, dat er dan nog geen onderscheid gemaakt kan worden, als bijvoor
beeld twee buren allebei even lang in Prinsenbeek wonen en allebei economisch
gebonden zijn en allebei een woningwetwoning bewonen, dan houdt het op
en zal het college waarschijnlijk of moeten loten of het aantal jaren dat men
in Prinsenbeek woonachtig is als doorslaggevend argument kunnen hanteren.
Wat dat betreft steunt hij het voorstel van de heer Jansen.
De heer van den Bliek zegt dat hij er in de eerste ronde niet over heeft gespro
ken maar dat dit niet wil zeggen dat hij er niet over heeft nagedacht, zodanig
zelfs, dat hij dit idee nu van harte wil ondersteunen. Een limiet spreekt hem
wel aan ter voorkoming van een lotingprobleem en als aanvullende verfijning.
Voor het oude systeem dat inhield dat men geboren en getogen Bekenaar moest
zijn voelt zijn fractie weinig. Overigens is het een hypothetisch probleem want
hij heeft het idee dat naarmate de mensen ouder worden ze minder zin hebben
om te verkassen. De behoefte zit meer in de groep tussen 20 tot 30 jaar.
De voorzitter is van mening dat met het voorstel Lodewijks/Jansen men toch
hetzelfde aantal punten blijft behouden.
De heer Lodewijks zegt dat als iemand hier 40 jaar woont alleen maar het
feit telt dat hij hier veertig jaar woont en dat dan het feit, dat men hier
ook werkt en een bepaald soort woning verlaat, in steeds mindere mate
telt.
De voorzitter interrumpeert de heer Lodewijks en zegt dat men slechts voor
één onderdeel A t/m D in aanmerking kan komen. De economische binding
wordt wel degelijk ontkoppeld. Het gaat per sector.
De heer Lodewijks blijft bij zijn standpunt en steunt van harte het voorstel
van de heer Jansen dat op een bepaald moment het inwonerschap wel genoeg
geteld heeft. Dus een maximum en meer krijgt men voorlopig niet. Dan blijven
de andere punten in een zekere verhouding meetellen. In tweede instantie
kan dan het feit dat de ene langer hier woont meetellen om zodoende loting
te voorkomen.
De voorzitter zegt dat het college er niets voor voelt om het voorstel van
de heer Jansen over te nemen doch wil het voorstel van de heer Jansen wel
in stemming brengen.
Volgens de heer Lodewijks is het voorstel van de heer Jansen een verderstrek
kend voorstel.
De heer Jansen zegt dat het aantal jaren inwonerschap maal twee punten
zo zwaar kan wegen dat andere motieven gewoon onder de tafel geschopt
worden door dat ene element. Hij concretiseert zijn voorstel als volgt: onder
1, A, 1 moet staan dat voor elk jaar zonder onderbreking 2 punten per jaar
tot een maximum van 30 worden toegekend.
De voorzitter zegt dat het college dit verderstrekkend voorstel wil overnemen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt
vervolgens conform het voorstel
van het college besloten met
de volgende wijzigingen:
1) In artikel 7a wordt achter
het woord "en" toegevoegd
"of".
2) Iemand die uitloot krijgt voor
elk jaar dat hij uitgeloot wordt
3 punten extra.
3) Iemand die een H.V.A.T.-woning,
nadat hem die is toegewezen,
afzegt voor de bouw van een
premie A-woning krijgt ook
extra punten.
4) Voor inwonerschap wordt voor
elk jaar zonder onderbreking
2 punten per jaar tot een
maximum van 30 punten toegekend