9. Voorstel tot vaststelling van de algemene voorwaarden, geldend voor de
vervreemding van onroerende goederen door de gemeente.
De voorzitter wijst de raad met name op artikel 16 van deze algemene voor
waarden waar het college de bevoegdheid wordt gegeven om onder de door
het college te stellen voorwaarden geheel of gedeeltelijke ontheffing te verlenen
van deze algemene verkoopvoorwaarden. De bedoeling hiervan is om onbillijkhe
den zoveel mogelijk te voorkomen. Zou het college niet juist handelen dan
kan altijd de raad het college ter verantwoording roepen.
De heer Jansen vraagt naar aanleiding van de inleidende woorden van de voorzit
ter of daaronder de farce majeure posities, genoemd in de artikelen 8, sub
b, artikel 9, laatste zin en artikel 11, tweede lid, vallen. Als dat zo is dan
heeft hij daarmee geen moeite. Hij betwijfelt namelijk door de exclusiviteit
en de manier waarop ze verwoord zijn, dat juist op die situaties artikel 16
niet meer toepasbaar is, want anders zet het college deze niet expliciet in
de voorschriften.
De voorzitter is van mening dat de raad van het college mag verwachten dat
met de grootste zorgvuldigheid zal worden gehandeld.
De heer Jansen zegt dat bodemverontreiniging een veel besproken zaak is
op het ogenblik. Hij weet dat er in den lande een advies is van de V.N.G.
om geen enkele verklaring omtrent bodemverontreiniging namens de gemeente
af te geven. Dat is volkomen korrekt. Het college kan wel iets anders doen
wat niet in de voorwaarden vermeld staat. Het college kan wel een verklaring
afgeven inhoudende dat die grond nooit bezoedeld kan zijn op grond van gebruik
uit het verleden en voor zover bekend. Het college kan ook - maar dat is
dan op kosten van de koper - de bereidheid uitspreken om een bodemonderzoek
te doen. De verklaring dient zo gesteld te zijn dat het college er later niet
op aangesproken kan worden. Daarmee kan aan de kopers toch voldoende tege
moet worden gekomen, zodat zij in ieder geval weten of met praktische zeker
heid kunnen aannemen dat ze onbesmette grond kopen.
De heer Lodewijks voelt wel voor dat onafhankelijk onderzoek. Hij is het er
niet helemaal mee eens dat de opdrachtgever, dus de koper, steeds de volledige
kosten van zo'n onderzoek zou moeten betalen. Het kan ook zo zijn dat er
een overeenkomst tussen gemeente, particulier, en degene die dat onderzoek
zal verrichten, komt en dat afhankelijk van de uitkomsten van dat onderzoek
bekeken wordt wie de kosten voor zijn rekening neemt.
De heer Jansen zegt dat als de grond besmet is de gemeente dan moet betalen.
Volgens de voorzitter is dat ook van toepassing bij de kosten bij een kadastrale
opmeting. Daar kan het college mee akkoord gaan.
De heer van der Kooij vraagt of artikel 16 uitsluitend vooraf - dus voordat
de overeenkomst getekend wordt - van toepassing is of achteraf.
De voorzitter zegt dat het achteraf is. Bij het kopen van grond krijgt men
een voorlopige koopovereenkomst ter lezing, men kan zich eventueel laten
voorlichten door de notaris of de desbetreffende beleidsmedewerker bij de
gemeente over bepaalde artikelen welke niet duidelijk zijn en aan de hand
daarvan kan men de handtekening al dan niet plaatsen. Dan gaat het contract
gelden en als er problemen zijn treedt artikel 16 in werking.
De heer van der Kooij zegt als dat zo is en als artikel 7, waardoor een beslag
op het vermogen gelegd kan worden, dan toegepast wordt, en daar hoeft nog
niet eens zoveel reden voor te zijn, als dat dan ten onrechte is, dan neemt
hij aan dat de sanctie die daar voor staat dan ook niet van toepassing is.
De voorzitter zegt wanneer dat ten onrechte gebeurt dan wordt er ook geen
beslag gelegd op de grond die inmiddels eigendom is geworden van de koper.
Artikel 7 slaat op het feit dat de koop is gesloten, de akte is getransporteerd
waardoor de grond juridisch en feitelijk eigendom is van de koper.
De heer van der Kooij zegt dat de voorzitter nu over iets anders praat. Het
gaat er om voor het verlijden van de akte en dan met name om de aanbetaalde
som, die dan vervalt.
-16-