-17-
Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting.
Als er een onderwerp van gemeentelijk beleid de gemoederen het laatste jaar
in deze gemeente heeft beziggehouden, dan betreft het wei de inrichting c.q.
herinrichting van het Marktplein. Al eerder hebben wij de commissie ruimtelijke orde
ning omtrent onze opvattingen over die inrichting in kennis gesteld.Ook andere frac
ties en groeperingen van buiten de gemeenteraad hebben niet nagelaten bij herha
ling van hun inzichten en opvattingen omtrent de meest gewenste invulling van
het Marktgebied te informeren. De materie ligt om uiteenlopende redenen moeilijk.
Begrijpelijk, omdat kennelijk iedereen ontevreden is met de huidige inrichting
van de Markt. Begrijpelijk ook omdat het nieuwe hart van de gemeente meer
dere. functies moet vervullen en de gemeente soms tegengestelde belangen op
hun merites moet afwegen. Enerzijds wordt op het gemeentebestuur een beroep
gedaan om zo mogelijk maximaal rekening te houden met de wensen van de
plaatselijke middenstanders. Aan de andere kant zijn er personen en groepen
die hun zorgen en opvattingen omtrent de landschappelijke inrichting van het
Marktplein en de aangrenzende straten op tafel hebben gedeponeerd. Opvallend
in dit geheel is, dat de oorspronkelijke meningen die aanvankelijk nogals tegenstrij
dig waren langzamerhand zo zijn geëvolueerd zodat nu inmiddels sprake is van
betrekkelijke overeenstemming in hoofdzaken. Dat kan een vruchtbaar uitgangs
punt zijn voor de verdere procedure via welke de inrichting van de Markt zijn
beslag moet krijgen. Nadat aanvankelijk de meningen bijvoorbeeld nogal verschil
den met betrekking tot de kwestie of op de Markt ook ten behoeve van woningen
gebouwd zou moeten worden, is het nu toch zo dat alle gemeenteraads-fracties
van mening zijn, dat zulks niet nodig en zelfs niet wenselijk is, al was het alleen
maar omdat ons Marktplein in de geluidhinderzöne is gelegen. Daarnaast consta
teren wij overeenstemming met betrekking tot omvang van de eventuele te reali
seren winkelbebouwing. De eerdere ons inziens veel te ambitieuze en irreële
plannen, die voorzagen in vele vierkante meters vloeroppervlakte ten behoeve
van winkelbebouwing zijn inmiddels meer in overeenstemming gebracht met
de werkelijk getaxeerde behoefte aan winkelbebouwing en met de latere econo
mische ontwikkelingen die ook onze middenstand en consumenten niet onberoerd
hebben gelaten. Kleinschaligheid is de nieuwe toverformule geworden die van
toepassing is verklaard op welk plan dan ook. De term kleinschaligheid geeft
evenwel nog veel aanleiding tot misverstanden. Zo zijn er raadsleden die bij
kleinschaligheid voornamelijk denken aan kleine winkels, terwijl anderen onder
kleinschaligheid voornamelijk een bebouwing van een in zijn totaliteit beperkte
omvang voor ogen hebben.
Tot slot heeft ook de aanwijzing van de zogenaamde vlek waarbinnen die winkel
bebouwing dan mogelijk zou moeten zijn tot veel verschil van mening geleid.
Uiteindelijk is het zo dat de meeste fracties vrede hebben met een lokatie aan
de westelijke zijde met een accent op het noordelijke deel van de Markt.
Ogenschijnlijk is het nu dan zo, dat wij in een fase zijn aangeland, dat de bestem-
mingsplantechnische aspecten met voortvarendheid kunnen worden afgewikkeld.
Ik zeg ogenschijnlijk, omdat inmiddels een plan voor vooroverleg is gedeponeerd
in 's-Hertogenbosch, waarover toch nog wat wrevel in de raad is ontstaan. Dit
plan, zo mochten wij als raadsleden die via de commissie ruimtelijke ordening
werden geïnformeerd, in goéd vertrouwen aannemen zou voor wat betreft de
bestemmingen die op de Markt worden gelegd een getrouwe afspiegeling vormen
van desiderata, die bekend zijn en die ik daarnet nog even memoreerde en waar
over redelijke overeenstemming bestaat. Het plan als zodanig, laat staan meer
gedetailleerde uitwerkingsplannen, die naar ik vernam, ook reeds circuleren,
mochten wij in de commissie ruimtelijke ordening evenwel niet aanschouwen.
Op het eerste gezicht lijkt dit een schoonheidsfout van vooral procedurele aard,
of - om het op z'n Hollands te zeggen - het lijkt erop dat het college gewoon
vergeten is het plan weer te agenderen voor de commissievergadering.
Niettemin stellen wij vast, dat wat betreft bepaalde aspecten het plan geen
getrouwe weergave is van de meningen en opvattingen die het college eerder
via de raad en zijn commissies hebben bereikt.