-14- mant is toegezegd - zal pas op het oostelijk gedeelte gebouwd worden als daartoe in zijn ogen beslist de noodzaak bestaat. Uiteraard is dat aan hem ter overweging want hij wil hem daaraan niet binden. De heer Ver straten had begrepen dat de voorzitter het ermee eens was dat pas als laatste dat stuk volgebouwd zou worden en dan was hij tegenstander geweest. Men moet de man de vrijheid laten om 60% te bebouwen. De heer Vissers had alleen willen aangeven dat er gelijkberechtiging dient te zijn waarbij het niet voorkomt dat de een 60% mag bouwen en de ander maar 40%. De heer Lodewijks zegt dat, als het gaat om gelijkberechtiging, men niet naar de aard van de bedrijfsuitoefening moet kijken, maar naar wat de aard van het bestemmingsplan is. Hij gaat er vanuit dat iedereen zoveel mogelijk gelijk berech- tigd dient te worden. Hij vindt het wat ver gaan om nu te besluiten dat alle loonbedrijven vanaf heden gelijk worden behandeld zoals nu naar aanleiding van dit bezwaarschrift geregeld wordt ten aanzien van de heer Verwij meren. De voorzitter zegt dat waar gelijkberechtiging kan geschieden dit niet zal worden nagelaten. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 9. Voorstel tot aankoop van grond ten behoeve van de realisering van het bestem mingsplan "Moleneind". Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 10. Voorstel tot het inwilligen van een verzoek als bedoeld in artikel 3 van de "Exploitatie-verordening Prinsenbeek 1971". De heer Verstraten zegt dat de heer Kraakman belanghebbende is als het gaat om de hoogte van de bijdrage in het bouwrijpmaken. Op 06-01-1984 heeft de heer Kraakman een onderhoud gehad met de burgemeester en op 26-01-1984 en 10-02-1984 met de heer Houtepen over deze materie. Hoewel bekend is dat hij bij deze kwestie is betrokken, kreeg spreker als antwoord op een vraag van hem in de commissie, dat men juridisch niets van doen had met de heer Kraakman. Spreker is toch van mening dat het college de morele verplichting heeft om met beide partijen te spreken en mede te werken aan een minnelijke schikking tussen de betrokken partijen. Zijn verzoek is daarom om het stuk aan te houden. Overigens wordt in het besluit in de eerste alinea over een "beroepschrift" gespro ken en dat moet "verzoekschrift" zijn. De heer Jansen waarschuwt, dat als er verzocht wordt aan betrokkene om mede te beslissen over de consequentie van de transactie of daarover van gedachten te wisselen, voor vormfouten. Het voorliggende voorstel spreekt in het begin over het in exploitatie brengen van een perceel grond, nummer 1171 (ged.). Bij het redigeren van het besluit spreekt men over het perceel sectie H 825. Daarbij is ook nog een andere vormfout gemaakt. In de opstelling van de exploitatie rekening is alleen rekening gehouden met de percelen 1171 en 1172 en niet met 825. Ook in de berekening, waaraan het college de exploitatieheffing ontleent, komt nummer 825 niet voor. Dat maakt dus geen onderdeel uit van de opzet. Voor wat betreft de nummers 1171 en 1172 doet men het voorkomen ofergeldin is geïnvesteerd en dat is niet het geval. Er wordt alleen toestemming gegeven om er op te bouwen. In ieder geval wordt daarbij aan de exploitatie-opzet de rente onttrokken die inherent is aan de aankoop en de doorverkoop van de grond. Daarom wil hij verzoeken om dit voorstel aan te houden en alles nog eens te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1984 | | pagina 37