De heer Schreiner zegt zich volledig te kunnen aansluiten bij de woorden van de heer Jansen. Geen leden van het college in enige adviescommissie. Hij vindt het ook bezwaarlijk als een van de leden van het college als advi serend persoon aanwezig is. Hij stelt zich op het standpunt dat de van ambte lijke zijde toegewezen secretaris terzake deskundig genoeg is om in deze adviescommissies zijn stem naar voren te brengen. De heer Oosthoek vindt dat het aan de commissie zelf overgelaten moet worden wie er voorzitter en secretaris zullen zijn. Daarbij wil hij het voorstel van het college volgen om bij het installeren vaneen nieuwe commissie voor een aanloopperiode die commissie te laten voorzitten door een lid van het college en dat uit praktische overwegingen vóór die aanloopperiode door het college een ambtelijk secretaris wordt aangezocht. Beiden echter zonder stemrecht. De heer Ver straten wil nog aanvullen dat als een van de adviescolleges advies vraagt aan een collegelid, dat natuurlijk mogelijk moet zijn. De voorzitter zegt dat de raad de argumenten gekozen heeft op grond waar van het college in ieder geval de aanwezigheid van een lid van het college van burgemeester en wethouders gewenst is. Het collegelid beschikt over de nodige informatie en de relatie met de ambtenaar is belangrijk. Hij zou daaraan willen toevoegen dat het uitermate belangrijk is dat een lid van het college als volwaardig lid deel uitmaakt van de commissie. Hij kan de vraag stelling die de commissie krijgt van het college en dan vooral op bestuurlijk niveau daar waar nodig voldoende toelichten. Omgekeerd kan hij het advies dat door de commissie is aangereikt ook in het college weer toelichten. Dat brengt met zich dat er een goede en vertrouwelijke band bestaat tussen het college van burgemeester en wethouders en de leden van de commissie. Dit vanuit de bestuurlijke optiek. De jurisprudentie onderstreept dit ook als het gaat bij AROB-zaken. Wanneer een college een bepaalde beslissing heeft genomen, waarop AROB-beroep mogelijk is, dan moet betrokkene gehoord worden door de AROB-commissie. Vindt dat plaats op het niveau van het dagelijks bestuur dan acht de jurisprudentie het juist dat daarbij de porte feuillehouder of een ander lid van het college aanwezig is. Hij wil daarmee aantonen de relatie tussen een commissie van advies en het dagelijks bestuur. Hiertussen moet een goede band staan in het belang van het goede werk. Het college betreurt het dan ook dat van de zijde van het C.D.A. en Gemeen schapsbelang gesteld wordt dat zij geen behoefte hebben aan de aanwezigheid van dat lid. Dat is het amputeren van die relatie. Onbegrijpelijk komt het hem ook voor dat een commissie advies gaat vragen aan het college. Dat is voor hem een vreemde situatie. Het is niet waar, dat de huidige vorm vol maakt ongebruikelijk is, zoals hier gezegd is. Het college heeft een aantal voorbeelden te hooi en te gras genomen waaruit het tegendeel blijkt. Het college vermoedt, aangezien even de S.E.R. wordt aangehaald, dat er een denkfout wordt gemaakt met de relatie parlement/regering. Daar is sprake van een dualistisch systeem en binnen het gemeentelijk reilen en zeilen van een monistisch systeem. In de Tweede Kamer heeft men commissies die voorgezeten worden door leden van de Tweede Kamer en daarbij wordt de minister uitgenodigd om bepaaide zaken nader toe te lichten, danwel vragen te beantwoorden. Maar dat is een heel andere structuur dan die bij de gemeentelijke overheid. De heer Jansen zegt dat zijn standpunt ongewijzigd blijft. De heer Nagelkerke meent dat in het voorstel te hooi en te gras een paar gemeenten zijn uitgezocht waar dat systeem van toepassing is, maar dan kan hij ook wei een aantal gemeenten te hooi en te gras zoeken waar dit niet het geval is. De mogelijkheid van beïnvloeden is altijd aanwezig en daar moet rekening mee worden gehouden. Er staat ook in dat de handelwijze al meer wordt gehoord en ook dat het gemakkelijk is dat de wethouder altijd het ambtelijk apparaat bij zich heeft. Het is de vraag of dit altijd een voordeel is, dat ligt er maar aan. Verder staat er in dat de eerste vergadering wordt -k-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1984 | | pagina 52